Vervoeging van zoeten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- wij zoeten
- jullie zoeten
Indicativo presente
- nosotros pulimos
- vosotros pulís
Onvoltooid verleden tijd
- ik zoette
- jij zoette
- hij/zij/het zoette
- wij zoetten
- jullie zoetten
- zij zoetten
Indefinido
- yo pulí
- tú puliste
- él/ella pulió
- nosotros pulimos
- vosotros pulisteis
- ellos/ellas pulieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezoet
- jij hebt gezoet
- hij/zij/het heeft gezoet
- wij hebben gezoet
- jullie hebben gezoet
- zij hebben gezoet
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pulido
- tú has pulido
- él/ella ha pulido
- nosotros hemos pulido
- vosotros habéis pulido
- ellos/ellas han pulido
Voltooid verleden tijd
- ik had gezoet
- jij had gezoet
- hij/zij/het had gezoet
- wij hadden gezoet
- jullie hadden gezoet
- zij hadden gezoet
Pluscuamperfecto
- yo había pulido
- tú habías pulido
- él/ella había pulido
- nosotros habíamos pulido
- vosotros habíais pulido
- ellos/ellas habían pulido
Toekomende tijd I
- ik zal zoeten
- jij zult zoeten
- hij/zij/het zal zoeten
- wij zullen zoeten
- jullie zullen zoeten
- zij zullen zoeten
Futuro I
- yo puliré
- tú pulirás
- él/ella pulirá
- nosotros puliremos
- vosotros puliréis
- ellos/ellas pulirán
Toekomende tijd II
- ik zal gezoet hebben
- jij zult gezoet hebben
- hij/zij/het zal gezoet hebben
- wij zullen gezoet hebben
- jullie zullen gezoet hebben
- zij zullen gezoet hebben
Futuro perfecto
- yo habré pulido
- tú habrás pulido
- él/ella habrá pulido
- nosotros habremos pulido
- vosotros habréis pulido
- ellos/ellas habrán pulido
Conditionalis I
- ik zou zoeten
- jij zou zoeten
- hij/zij/het zou zoeten
- wij zouden zoeten
- jullie zouden zoeten
- zij zouden zoeten
Condicional
- yo puliría
- tú pulirías
- él/ella puliría
- nosotros puliríamos
- vosotros puliríais
- ellos/ellas pulirían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezoet
- jij zou hebben gezoet
- hij/zij/het zou hebben gezoet
- wij zouden hebben gezoet
- jullie zouden hebben gezoet
- zij zouden hebben gezoet
Condicional perfecto
- yo habría pulido
- tú habrías pulido
- él/ella habría pulido
- nosotros habríamos pulido
- vosotros habríais pulido
- ellos/ellas habrían pulido
Imperatief
- jullie zoet
Imperativo presente
- vosotros pulid