Vervoeging van zuigen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zuig
- jij zuigt
- hij/zij/het zuigt
- wij zuigen
- jullie zuigen
- zij zuigen
Indicativo presente
- yo chupo
- tú chupas
- él/ella chupa
- nosotros chupamos
- vosotros chupáis
- ellos/ellas chupan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zoog
- jij zoog
- hij/zij/het zoog
- wij zogen
- jullie zogen
- zij zogen
Indefinido
- yo chupé
- tú chupaste
- él/ella chupó
- nosotros chupamos
- vosotros chupasteis
- ellos/ellas chuparon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezogen
- jij hebt gezogen
- hij/zij/het heeft gezogen
- wij hebben gezogen
- jullie hebben gezogen
- zij hebben gezogen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he chupado
- tú has chupado
- él/ella ha chupado
- nosotros hemos chupado
- vosotros habéis chupado
- ellos/ellas han chupado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezogen
- jij had gezogen
- hij/zij/het had gezogen
- wij hadden gezogen
- jullie hadden gezogen
- zij hadden gezogen
Pluscuamperfecto
- yo había chupado
- tú habías chupado
- él/ella había chupado
- nosotros habíamos chupado
- vosotros habíais chupado
- ellos/ellas habían chupado
Toekomende tijd I
- ik zal zuigen
- jij zult zuigen
- hij/zij/het zal zuigen
- wij zullen zuigen
- jullie zullen zuigen
- zij zullen zuigen
Futuro I
- yo chuparé
- tú chuparás
- él/ella chupará
- nosotros chuparemos
- vosotros chuparéis
- ellos/ellas chuparán
Toekomende tijd II
- ik zal gezogen hebben
- jij zult gezogen hebben
- hij/zij/het zal gezogen hebben
- wij zullen gezogen hebben
- jullie zullen gezogen hebben
- zij zullen gezogen hebben
Futuro perfecto
- yo habré chupado
- tú habrás chupado
- él/ella habrá chupado
- nosotros habremos chupado
- vosotros habréis chupado
- ellos/ellas habrán chupado
Conditionalis I
- ik zou zuigen
- jij zou zuigen
- hij/zij/het zou zuigen
- wij zouden zuigen
- jullie zouden zuigen
- zij zouden zuigen
Condicional
- yo chuparía
- tú chuparías
- él/ella chuparía
- nosotros chuparíamos
- vosotros chuparíais
- ellos/ellas chuparían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezogen
- jij zou hebben gezogen
- hij/zij/het zou hebben gezogen
- wij zouden hebben gezogen
- jullie zouden hebben gezogen
- zij zouden hebben gezogen
Condicional perfecto
- yo habría chupado
- tú habrías chupado
- él/ella habría chupado
- nosotros habríamos chupado
- vosotros habríais chupado
- ellos/ellas habrían chupado
Imperatief
- jij zuig
- jullie zuigt
Imperativo presente
- tú chupa
- vosotros chupad