Vervoeging van zwachtelen
Onbepaalde wijs (infinitief): zwachtelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zwachtel
- jij zwachtelt
- hij/zij/het zwachtelt
- wij zwachtelen
- jullie zwachtelen
- zij zwachtelen
Indicativo presente
- yo vendo
- tú vendas
- él/ella venda
- nosotros vendamos
- vosotros vendáis
- ellos/ellas vendan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zwachtelde
- jij zwachtelde
- hij/zij/het zwachtelde
- wij zwachtelden
- jullie zwachtelden
- zij zwachtelden
Indefinido
- yo vendé
- tú vendaste
- él/ella vendó
- nosotros vendamos
- vosotros vendasteis
- ellos/ellas vendaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezwachteld
- jij hebt gezwachteld
- hij/zij/het heeft gezwachteld
- wij hebben gezwachteld
- jullie hebben gezwachteld
- zij hebben gezwachteld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he vendado
- tú has vendado
- él/ella ha vendado
- nosotros hemos vendado
- vosotros habéis vendado
- ellos/ellas han vendado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezwachteld
- jij had gezwachteld
- hij/zij/het had gezwachteld
- wij hadden gezwachteld
- jullie hadden gezwachteld
- zij hadden gezwachteld
Pluscuamperfecto
- yo había vendado
- tú habías vendado
- él/ella había vendado
- nosotros habíamos vendado
- vosotros habíais vendado
- ellos/ellas habían vendado
Toekomende tijd I
- ik zal zwachtelen
- jij zult zwachtelen
- hij/zij/het zal zwachtelen
- wij zullen zwachtelen
- jullie zullen zwachtelen
- zij zullen zwachtelen
Futuro I
- yo vendaré
- tú vendarás
- él/ella vendará
- nosotros vendaremos
- vosotros vendaréis
- ellos/ellas vendarán
Toekomende tijd II
- ik zal gezwachteld hebben
- jij zult gezwachteld hebben
- hij/zij/het zal gezwachteld hebben
- wij zullen gezwachteld hebben
- jullie zullen gezwachteld hebben
- zij zullen gezwachteld hebben
Futuro perfecto
- yo habré vendado
- tú habrás vendado
- él/ella habrá vendado
- nosotros habremos vendado
- vosotros habréis vendado
- ellos/ellas habrán vendado
Conditionalis I
- ik zou zwachtelen
- jij zou zwachtelen
- hij/zij/het zou zwachtelen
- wij zouden zwachtelen
- jullie zouden zwachtelen
- zij zouden zwachtelen
Condicional
- yo vendaría
- tú vendarías
- él/ella vendaría
- nosotros vendaríamos
- vosotros vendaríais
- ellos/ellas vendarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezwachteld
- jij zou hebben gezwachteld
- hij/zij/het zou hebben gezwachteld
- wij zouden hebben gezwachteld
- jullie zouden hebben gezwachteld
- zij zouden hebben gezwachteld
Condicional perfecto
- yo habría vendado
- tú habrías vendado
- él/ella habría vendado
- nosotros habríamos vendado
- vosotros habríais vendado
- ellos/ellas habrían vendado
Imperatief
- jij zwachtel
- jullie zwachtelt
Imperativo presente
- tú venda
- vosotros vendad