Vervoeging van zwartkijken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kijk zwart
- jij kijkt zwart
- hij/zij/het kijkt zwart
- wij kijken zwart
- jullie kijken zwart
- zij kijken zwart
Onvoltooid verleden tijd
- ik keek zwart
- jij keek zwart
- hij/zij/het keek zwart
- wij keken zwart
- jullie keken zwart
- zij keken zwart
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb zwartgekeken
- jij hebt zwartgekeken
- hij/zij/het heeft zwartgekeken
- wij hebben zwartgekeken
- jullie hebben zwartgekeken
- zij hebben zwartgekeken
Voltooid verleden tijd
- ik had zwartgekeken
- jij had zwartgekeken
- hij/zij/het had zwartgekeken
- wij hadden zwartgekeken
- jullie hadden zwartgekeken
- zij hadden zwartgekeken
Toekomende tijd I
- ik zal zwartkijken
- jij zult zwartkijken
- hij/zij/het zal zwartkijken
- wij zullen zwartkijken
- jullie zullen zwartkijken
- zij zullen zwartkijken
Toekomende tijd II
- ik zal zwartgekeken hebben
- jij zult zwartgekeken hebben
- hij/zij/het zal zwartgekeken hebben
- wij zullen zwartgekeken hebben
- jullie zullen zwartgekeken hebben
- zij zullen zwartgekeken hebben
Conditionalis I
- ik zou zwartkijken
- jij zou zwartkijken
- hij/zij/het zou zwartkijken
- wij zouden zwartkijken
- jullie zouden zwartkijken
- zij zouden zwartkijken
Conditionalis II
- ik zou hebben zwartgekeken
- jij zou hebben zwartgekeken
- hij/zij/het zou hebben zwartgekeken
- wij zouden hebben zwartgekeken
- jullie zouden hebben zwartgekeken
- zij zouden hebben zwartgekeken
Imperatief
- jij kijk zwart
- jullie kijkt zwart