Vervoeging van zweren

Vertaling: jurer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het zweert
  • zij zweren

Présent

  • il/elle jure
  • ils/elles jurent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het zwoor
  • zij zworen

Indicatif imparfait

  • il/elle jurait
  • ils/elles juraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gezworen
  • zij hebben gezworen

Indicatif passé composé

  • il/elle a juré
  • ils/elles ont juré

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gezworen
  • zij hadden gezworen

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait juré
  • ils/elles avaient juré

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal zweren
  • zij zult zweren

Indicatif futur

  • il/elle jurera
  • ils/elles jureront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gezworen hebben
  • zij zult gezworen hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura juré
  • ils/elles auront juré

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal zweren
  • zij zullen zweren

Conditionnel présent

  • il/elle jurerait
  • ils/elles jureraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gezworen
  • zij zullen hebben gezworen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait juré
  • ils/elles auraient juré

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van zweren