Vervoeging van zwichten
Onbepaalde wijs (infinitief): zwichten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zwicht
- jij zwicht
- hij/zij/het zwicht
- wij zwichten
- jullie zwichten
- zij zwichten
Present
- I hesitate
- you hesitate
- he/she/it hesitates
- we hesitate
- you hesitate
- they hesitate
Onvoltooid verleden tijd
- ik zwichtte
- jij zwichtte
- hij/zij/het zwichtte
- wij zwichtten
- jullie zwichtten
- zij zwichtten
Simple past
- I hesitated
- you hesitated
- he/she/it hesitated
- we hesitated
- you hesitated
- they hesitated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezwicht
- jij hebt gezwicht
- hij/zij/het heeft gezwicht
- wij hebben gezwicht
- jullie hebben gezwicht
- zij hebben gezwicht
Present perfect
- I have hesitated
- you have hesitated
- he/she/it has hesitated
- we have hesitated
- you have hesitated
- they have hesitated
Voltooid verleden tijd
- ik had gezwicht
- jij had gezwicht
- hij/zij/het had gezwicht
- wij hadden gezwicht
- jullie hadden gezwicht
- zij hadden gezwicht
Past perfect
- I had hesitated
- you had hesitated
- he/she/it had hesitated
- we had hesitated
- you had hesitated
- they had hesitated
Toekomende tijd I
- ik zal zwichten
- jij zult zwichten
- hij/zij/het zal zwichten
- wij zullen zwichten
- jullie zullen zwichten
- zij zullen zwichten
Future
- I will hesitate
- you will hesitate
- he/she/it will hesitate
- we will hesitate
- you will hesitate
- they will hesitate
Toekomende tijd II
- ik zal gezwicht hebben
- jij zult gezwicht hebben
- hij/zij/het zal gezwicht hebben
- wij zullen gezwicht hebben
- jullie zullen gezwicht hebben
- zij zullen gezwicht hebben
Future perfect
- I will have hesitated
- you will have hesitated
- he/she/it will have hesitated
- we will have hesitated
- you will have hesitated
- they will have hesitated
Conditionalis I
- ik zou zwichten
- jij zou zwichten
- hij/zij/het zou zwichten
- wij zouden zwichten
- jullie zouden zwichten
- zij zouden zwichten
Conditional present
- I would hesitate
- you would hesitate
- he/she/it would hesitate
- we would hesitate
- you would hesitate
- they would hesitate
Conditionalis II
- ik zou hebben gezwicht
- jij zou hebben gezwicht
- hij/zij/het zou hebben gezwicht
- wij zouden hebben gezwicht
- jullie zouden hebben gezwicht
- zij zouden hebben gezwicht
Conditional perfect
- I would have hesitated
- you would have hesitated
- he/she/it would have hesitated
- we would have hesitated
- you would have hesitated
- they would have hesitated
Imperatief
- jij zwicht
- jullie zwicht
Imperative
- you hesitate
- you hesitate