Vervoeging van exploderen

Onbepaalde wijs (infinitief): exploderen

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: ausbrechen

3 alternatieve vertalingen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het explodeert
  • zij exploderen

Präsens Indikativ

  • er/sie/es bricht aus
  • sie brechen aus

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het explodeerde
  • zij explodeerden

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es brach aus
  • sie brachen aus

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is geëxplodeerd
  • zij zijn geëxplodeerd

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat ausgebrochen
  • sie haben ausgebrochen

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was geëxplodeerd
  • zij waren geëxplodeerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte ausgebrochen
  • sie hatten ausgebrochen

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal exploderen
  • zij zult exploderen

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird ausbrechen
  • sie werden ausbrechen

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geëxplodeerd zijn
  • zij zult geëxplodeerd zijn

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird ausgebrochen haben
  • sie werden ausgebrochen haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal exploderen
  • zij zullen exploderen

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde ausbrechen
  • sie würden ausbrechen

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn geëxplodeerd
  • zij zullen zijn geëxplodeerd

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde ausgebrochen haben
  • sie würden ausgebrochen haben