Vervoeging van bedriegen
Onbepaalde wijs (infinitief): bedriegen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bedrieg
- jij bedriegt
- hij/zij/het bedriegt
- wij bedriegen
- jullie bedriegen
- zij bedriegen
Präsens Indikativ
- ich tausche
- du tauschst
- er/sie/es tauscht
- wir tauschen
- ihr tauscht
- sie tauschen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bedroog
- jij bedroog
- hij/zij/het bedroog
- wij bedrogen
- jullie bedrogen
- zij bedrogen
Präteritum Indikativ
- ich tauschte
- du tauschtest
- er/sie/es tauschte
- wir tauschten
- ihr tauschtet
- sie tauschten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bedrogen
- jij hebt bedrogen
- hij/zij/het heeft bedrogen
- wij hebben bedrogen
- jullie hebben bedrogen
- zij hebben bedrogen
Perfekt Indikativ
- ich habe getauscht
- du hast getauscht
- er/sie/es hat getauscht
- wir haben getauscht
- ihr habt getauscht
- sie haben getauscht
Voltooid verleden tijd
- ik had bedrogen
- jij had bedrogen
- hij/zij/het had bedrogen
- wij hadden bedrogen
- jullie hadden bedrogen
- zij hadden bedrogen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte getauscht
- du hattest getauscht
- er/sie/es hatte getauscht
- wir hatten getauscht
- ihr hattet getauscht
- sie hatten getauscht
Toekomende tijd I
- ik zal bedriegen
- jij zult bedriegen
- hij/zij/het zal bedriegen
- wij zullen bedriegen
- jullie zullen bedriegen
- zij zullen bedriegen
Futur I Indikativ
- ich werde tauschen
- du wirst tauschen
- er/sie/es wird tauschen
- wir werden tauschen
- ihr werdet tauschen
- sie werden tauschen
Toekomende tijd II
- ik zal bedrogen hebben
- jij zult bedrogen hebben
- hij/zij/het zal bedrogen hebben
- wij zullen bedrogen hebben
- jullie zullen bedrogen hebben
- zij zullen bedrogen hebben
Futur II Indikativ
- ich werde getauscht haben
- du wirst getauscht haben
- er/sie/es wird getauscht haben
- wir werden getauscht haben
- ihr werdet getauscht haben
- sie werden getauscht haben
Conditionalis I
- ik zou bedriegen
- jij zou bedriegen
- hij/zij/het zou bedriegen
- wij zouden bedriegen
- jullie zouden bedriegen
- zij zouden bedriegen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde tauschen
- du würdest tauschen
- er/sie/es würde tauschen
- wir würden tauschen
- ihr würdet tauschen
- sie würden tauschen
Conditionalis II
- ik zou hebben bedrogen
- jij zou hebben bedrogen
- hij/zij/het zou hebben bedrogen
- wij zouden hebben bedrogen
- jullie zouden hebben bedrogen
- zij zouden hebben bedrogen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde getauscht haben
- du würdest getauscht haben
- er/sie/es würde getauscht haben
- wir würden getauscht haben
- ihr würdet getauscht haben
- sie würden getauscht haben
Imperatief
- jij bedrieg
- jullie bedriegt
Imperativ
- du tausch(e)
- ihr tauscht