Vervoeging van exploderen
Onbepaalde wijs (infinitief): exploderen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het explodeert
- zij exploderen
Präsens Indikativ
- er/sie/es zerplatzt
- sie zerplatzen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het explodeerde
- zij explodeerden
Präteritum Indikativ
- er/sie/es zerplatzte
- sie zerplatzten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is geëxplodeerd
- zij zijn geëxplodeerd
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist zerplatzt
- sie sind zerplatzt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was geëxplodeerd
- zij waren geëxplodeerd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war zerplatzt
- sie waren zerplatzt
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal exploderen
- zij zult exploderen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird zerplatzen
- sie werden zerplatzen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geëxplodeerd zijn
- zij zult geëxplodeerd zijn
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird zerplatzt sein
- sie werden zerplatzt sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zal exploderen
- zij zullen exploderen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde zerplatzen
- sie würden zerplatzen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn geëxplodeerd
- zij zullen zijn geëxplodeerd
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde zerplatzt sein
- sie würden zerplatzt sein