Vervoeging van aanrechten

Onbepaalde wijs (infinitief): aanrechten

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik recht aan
    • jij recht aan
    • hij/zij/het recht aan
    • wij rechten aan
    • jullie rechten aan
    • zij rechten aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik rechtte aan
    • jij rechtte aan
    • hij/zij/het rechtte aan
    • wij rechtten aan
    • jullie rechtten aan
    • zij rechtten aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangerecht
    • jij hebt aangerecht
    • hij/zij/het heeft aangerecht
    • wij hebben aangerecht
    • jullie hebben aangerecht
    • zij hebben aangerecht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangerecht
    • jij had aangerecht
    • hij/zij/het had aangerecht
    • wij hadden aangerecht
    • jullie hadden aangerecht
    • zij hadden aangerecht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanrechten
    • jij zult aanrechten
    • hij/zij/het zal aanrechten
    • wij zullen aanrechten
    • jullie zullen aanrechten
    • zij zullen aanrechten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangerecht hebben
    • jij zult aangerecht hebben
    • hij/zij/het zal aangerecht hebben
    • wij zullen aangerecht hebben
    • jullie zullen aangerecht hebben
    • zij zullen aangerecht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanrechten
    • jij zou aanrechten
    • hij/zij/het zou aanrechten
    • wij zouden aanrechten
    • jullie zouden aanrechten
    • zij zouden aanrechten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangerecht
    • jij zou hebben aangerecht
    • hij/zij/het zou hebben aangerecht
    • wij zouden hebben aangerecht
    • jullie zouden hebben aangerecht
    • zij zouden hebben aangerecht
  • Imperatief

    • jij recht aan
    • jullie recht aan