Vervoeging van achten

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik acht
  • jij acht
  • hij/zij/het acht
  • wij achten
  • jullie achten
  • zij achten

Präsens Indikativ

  • ich achte
  • du achtest
  • er/sie/es achtet
  • wir achten
  • ihr achtet
  • sie achten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik achtte
  • jij achtte
  • hij/zij/het achtte
  • wij achtten
  • jullie achtten
  • zij achtten

Präteritum Indikativ

  • ich achtete
  • du achtetest
  • er/sie/es achtete
  • wir achteten
  • ihr achtetet
  • sie achteten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geacht
  • jij hebt geacht
  • hij/zij/het heeft geacht
  • wij hebben geacht
  • jullie hebben geacht
  • zij hebben geacht

Perfekt Indikativ

  • ich habe geachtet
  • du hast geachtet
  • er/sie/es hat geachtet
  • wir haben geachtet
  • ihr habt geachtet
  • sie haben geachtet

Voltooid verleden tijd

  • ik had geacht
  • jij had geacht
  • hij/zij/het had geacht
  • wij hadden geacht
  • jullie hadden geacht
  • zij hadden geacht

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte geachtet
  • du hattest geachtet
  • er/sie/es hatte geachtet
  • wir hatten geachtet
  • ihr hattet geachtet
  • sie hatten geachtet

Toekomende tijd I

  • ik zal achten
  • jij zult achten
  • hij/zij/het zal achten
  • wij zullen achten
  • jullie zullen achten
  • zij zullen achten

Futur I Indikativ

  • ich werde achten
  • du wirst achten
  • er/sie/es wird achten
  • wir werden achten
  • ihr werdet achten
  • sie werden achten

Toekomende tijd II

  • ik zal geacht hebben
  • jij zult geacht hebben
  • hij/zij/het zal geacht hebben
  • wij zullen geacht hebben
  • jullie zullen geacht hebben
  • zij zullen geacht hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde geachtet haben
  • du wirst geachtet haben
  • er/sie/es wird geachtet haben
  • wir werden geachtet haben
  • ihr werdet geachtet haben
  • sie werden geachtet haben

Conditionalis I

  • ik zou achten
  • jij zou achten
  • hij/zij/het zou achten
  • wij zouden achten
  • jullie zouden achten
  • zij zouden achten

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde achten
  • du würdest achten
  • er/sie/es würde achten
  • wir würden achten
  • ihr würdet achten
  • sie würden achten

Conditionalis II

  • ik zou hebben geacht
  • jij zou hebben geacht
  • hij/zij/het zou hebben geacht
  • wij zouden hebben geacht
  • jullie zouden hebben geacht
  • zij zouden hebben geacht

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde geachtet haben
  • du würdest geachtet haben
  • er/sie/es würde geachtet haben
  • wir würden geachtet haben
  • ihr würdet geachtet haben
  • sie würden geachtet haben

Imperatief

  • jij acht
  • jullie acht

Imperativ

  • du achte
  • ihr achtet

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van achten