Vervoeging van afhengelen
Onbepaalde wijs (infinitief): afhengelen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hengel af
- jij hengelt af
- hij/zij/het hengelt af
- wij hengelen af
- jullie hengelen af
- zij hengelen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik hengelde af
- jij hengelde af
- hij/zij/het hengelde af
- wij hengelden af
- jullie hengelden af
- zij hengelden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgehengeld
- jij hebt afgehengeld
- hij/zij/het heeft afgehengeld
- wij hebben afgehengeld
- jullie hebben afgehengeld
- zij hebben afgehengeld
Voltooid verleden tijd
- ik had afgehengeld
- jij had afgehengeld
- hij/zij/het had afgehengeld
- wij hadden afgehengeld
- jullie hadden afgehengeld
- zij hadden afgehengeld
Toekomende tijd I
- ik zal afhengelen
- jij zult afhengelen
- hij/zij/het zal afhengelen
- wij zullen afhengelen
- jullie zullen afhengelen
- zij zullen afhengelen
Toekomende tijd II
- ik zal afgehengeld hebben
- jij zult afgehengeld hebben
- hij/zij/het zal afgehengeld hebben
- wij zullen afgehengeld hebben
- jullie zullen afgehengeld hebben
- zij zullen afgehengeld hebben
Conditionalis I
- ik zou afhengelen
- jij zou afhengelen
- hij/zij/het zou afhengelen
- wij zouden afhengelen
- jullie zouden afhengelen
- zij zouden afhengelen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgehengeld
- jij zou hebben afgehengeld
- hij/zij/het zou hebben afgehengeld
- wij zouden hebben afgehengeld
- jullie zouden hebben afgehengeld
- zij zouden hebben afgehengeld
Imperatief
- jij hengel af
- jullie hengelt af