Vervoeging van afmerken
Onbepaalde wijs (infinitief): afmerken
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik merk af
- jij merkt af
- hij/zij/het merkt af
- wij merken af
- jullie merken af
- zij merken af
Onvoltooid verleden tijd
- ik merkte af
- jij merkte af
- hij/zij/het merkte af
- wij merkten af
- jullie merkten af
- zij merkten af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgemerkt
- jij hebt afgemerkt
- hij/zij/het heeft afgemerkt
- wij hebben afgemerkt
- jullie hebben afgemerkt
- zij hebben afgemerkt
Voltooid verleden tijd
- ik had afgemerkt
- jij had afgemerkt
- hij/zij/het had afgemerkt
- wij hadden afgemerkt
- jullie hadden afgemerkt
- zij hadden afgemerkt
Toekomende tijd I
- ik zal afmerken
- jij zult afmerken
- hij/zij/het zal afmerken
- wij zullen afmerken
- jullie zullen afmerken
- zij zullen afmerken
Toekomende tijd II
- ik zal afgemerkt hebben
- jij zult afgemerkt hebben
- hij/zij/het zal afgemerkt hebben
- wij zullen afgemerkt hebben
- jullie zullen afgemerkt hebben
- zij zullen afgemerkt hebben
Conditionalis I
- ik zou afmerken
- jij zou afmerken
- hij/zij/het zou afmerken
- wij zouden afmerken
- jullie zouden afmerken
- zij zouden afmerken
Conditionalis II
- ik zou hebben afgemerkt
- jij zou hebben afgemerkt
- hij/zij/het zou hebben afgemerkt
- wij zouden hebben afgemerkt
- jullie zouden hebben afgemerkt
- zij zouden hebben afgemerkt
Imperatief
- jij merk af
- jullie merkt af