Vervoeging van aftronen
Onbepaalde wijs (infinitief): aftronen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik troon af
- jij troont af
- hij/zij/het troont af
- wij tronen af
- jullie tronen af
- zij tronen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik troonde af
- jij troonde af
- hij/zij/het troonde af
- wij troonden af
- jullie troonden af
- zij troonden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgetroond
- jij hebt afgetroond
- hij/zij/het heeft afgetroond
- wij hebben afgetroond
- jullie hebben afgetroond
- zij hebben afgetroond
Voltooid verleden tijd
- ik had afgetroond
- jij had afgetroond
- hij/zij/het had afgetroond
- wij hadden afgetroond
- jullie hadden afgetroond
- zij hadden afgetroond
Toekomende tijd I
- ik zal aftronen
- jij zult aftronen
- hij/zij/het zal aftronen
- wij zullen aftronen
- jullie zullen aftronen
- zij zullen aftronen
Toekomende tijd II
- ik zal afgetroond hebben
- jij zult afgetroond hebben
- hij/zij/het zal afgetroond hebben
- wij zullen afgetroond hebben
- jullie zullen afgetroond hebben
- zij zullen afgetroond hebben
Conditionalis I
- ik zou aftronen
- jij zou aftronen
- hij/zij/het zou aftronen
- wij zouden aftronen
- jullie zouden aftronen
- zij zouden aftronen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgetroond
- jij zou hebben afgetroond
- hij/zij/het zou hebben afgetroond
- wij zouden hebben afgetroond
- jullie zouden hebben afgetroond
- zij zouden hebben afgetroond
Imperatief
- jij troon af
- jullie troont af