Vervoeging van animeren
Onbepaalde wijs (infinitief): animeren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik animeer
- jij animeert
- hij/zij/het animeert
- wij animeren
- jullie animeren
- zij animeren
Präsens Indikativ
- ich beseele
- du beseelst
- er/sie/es beseelt
- wir beseelen
- ihr beseelt
- sie beseelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik animeerde
- jij animeerde
- hij/zij/het animeerde
- wij animeerden
- jullie animeerden
- zij animeerden
Präteritum Indikativ
- ich beseelte
- du beseeltest
- er/sie/es beseelte
- wir beseelten
- ihr beseeltet
- sie beseelten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geanimeerd
- jij hebt geanimeerd
- hij/zij/het heeft geanimeerd
- wij hebben geanimeerd
- jullie hebben geanimeerd
- zij hebben geanimeerd
Perfekt Indikativ
- ich habe beseelt
- du hast beseelt
- er/sie/es hat beseelt
- wir haben beseelt
- ihr habt beseelt
- sie haben beseelt
Voltooid verleden tijd
- ik had geanimeerd
- jij had geanimeerd
- hij/zij/het had geanimeerd
- wij hadden geanimeerd
- jullie hadden geanimeerd
- zij hadden geanimeerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte beseelt
- du hattest beseelt
- er/sie/es hatte beseelt
- wir hatten beseelt
- ihr hattet beseelt
- sie hatten beseelt
Toekomende tijd I
- ik zal animeren
- jij zult animeren
- hij/zij/het zal animeren
- wij zullen animeren
- jullie zullen animeren
- zij zullen animeren
Futur I Indikativ
- ich werde beseelen
- du wirst beseelen
- er/sie/es wird beseelen
- wir werden beseelen
- ihr werdet beseelen
- sie werden beseelen
Toekomende tijd II
- ik zal geanimeerd hebben
- jij zult geanimeerd hebben
- hij/zij/het zal geanimeerd hebben
- wij zullen geanimeerd hebben
- jullie zullen geanimeerd hebben
- zij zullen geanimeerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde beseelt haben
- du wirst beseelt haben
- er/sie/es wird beseelt haben
- wir werden beseelt haben
- ihr werdet beseelt haben
- sie werden beseelt haben
Conditionalis I
- ik zou animeren
- jij zou animeren
- hij/zij/het zou animeren
- wij zouden animeren
- jullie zouden animeren
- zij zouden animeren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde beseelen
- du würdest beseelen
- er/sie/es würde beseelen
- wir würden beseelen
- ihr würdet beseelen
- sie würden beseelen
Conditionalis II
- ik zou hebben geanimeerd
- jij zou hebben geanimeerd
- hij/zij/het zou hebben geanimeerd
- wij zouden hebben geanimeerd
- jullie zouden hebben geanimeerd
- zij zouden hebben geanimeerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde beseelt haben
- du würdest beseelt haben
- er/sie/es würde beseelt haben
- wir würden beseelt haben
- ihr würdet beseelt haben
- sie würden beseelt haben
Imperatief
- jij animeer
- jullie animeert
Imperativ
- du beseel(e)
- ihr beseelt