Vervoeging van banketteren
Onbepaalde wijs (infinitief): banketteren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik banketteer
- jij banketteert
- hij/zij/het banketteert
- wij banketteren
- jullie banketteren
- zij banketteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik banketteerde
- jij banketteerde
- hij/zij/het banketteerde
- wij banketteerden
- jullie banketteerden
- zij banketteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebanketteerd
- jij hebt gebanketteerd
- hij/zij/het heeft gebanketteerd
- wij hebben gebanketteerd
- jullie hebben gebanketteerd
- zij hebben gebanketteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gebanketteerd
- jij had gebanketteerd
- hij/zij/het had gebanketteerd
- wij hadden gebanketteerd
- jullie hadden gebanketteerd
- zij hadden gebanketteerd
Toekomende tijd I
- ik zal banketteren
- jij zult banketteren
- hij/zij/het zal banketteren
- wij zullen banketteren
- jullie zullen banketteren
- zij zullen banketteren
Toekomende tijd II
- ik zal gebanketteerd hebben
- jij zult gebanketteerd hebben
- hij/zij/het zal gebanketteerd hebben
- wij zullen gebanketteerd hebben
- jullie zullen gebanketteerd hebben
- zij zullen gebanketteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou banketteren
- jij zou banketteren
- hij/zij/het zou banketteren
- wij zouden banketteren
- jullie zouden banketteren
- zij zouden banketteren
Conditionalis II
- ik zou hebben gebanketteerd
- jij zou hebben gebanketteerd
- hij/zij/het zou hebben gebanketteerd
- wij zouden hebben gebanketteerd
- jullie zouden hebben gebanketteerd
- zij zouden hebben gebanketteerd
Imperatief
- jij banketteer
- jullie banketteert