Vervoeging van baten

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het baat
  • zij baten

Präsens Indikativ

  • er/sie/es dient
  • sie dienen

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het baatte
  • zij baatten

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es diente
  • sie dienten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gebaat
  • zij hebben gebaat

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gedient
  • sie haben gedient

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gebaat
  • zij hadden gebaat

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gedient
  • sie hatten gedient

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal baten
  • zij zult baten

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird dienen
  • sie werden dienen

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gebaat hebben
  • zij zult gebaat hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gedient haben
  • sie werden gedient haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal baten
  • zij zullen baten

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde dienen
  • sie würden dienen

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gebaat
  • zij zullen hebben gebaat

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gedient haben
  • sie würden gedient haben