Vervoeging van beïnvloeden
Onbepaalde wijs (infinitief): beïnvloeden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beïnvloed
- jij beïnvloedt
- hij/zij/het beïnvloedt
- wij beïnvloeden
- jullie beïnvloeden
- zij beïnvloeden
Präsens Indikativ
- ich beeinflusse
- du beeinflusst
- er/sie/es beeinflusst
- wir beeinflussen
- ihr beeinflusst
- sie beeinflussen
Onvoltooid verleden tijd
- ik beïnvloedde
- jij beïnvloedde
- hij/zij/het beïnvloedde
- wij beïnvloedden
- jullie beïnvloedden
- zij beïnvloedden
Präteritum Indikativ
- ich beeinflusste
- du beeinflusstest
- er/sie/es beeinflusste
- wir beeinflussten
- ihr beeinflusstet
- sie beeinflussten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beïnvloed
- jij hebt beïnvloed
- hij/zij/het heeft beïnvloed
- wij hebben beïnvloed
- jullie hebben beïnvloed
- zij hebben beïnvloed
Perfekt Indikativ
- ich habe beeinflusst
- du hast beeinflusst
- er/sie/es hat beeinflusst
- wir haben beeinflusst
- ihr habt beeinflusst
- sie haben beeinflusst
Voltooid verleden tijd
- ik had beïnvloed
- jij had beïnvloed
- hij/zij/het had beïnvloed
- wij hadden beïnvloed
- jullie hadden beïnvloed
- zij hadden beïnvloed
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte beeinflusst
- du hattest beeinflusst
- er/sie/es hatte beeinflusst
- wir hatten beeinflusst
- ihr hattet beeinflusst
- sie hatten beeinflusst
Toekomende tijd I
- ik zal beïnvloeden
- jij zult beïnvloeden
- hij/zij/het zal beïnvloeden
- wij zullen beïnvloeden
- jullie zullen beïnvloeden
- zij zullen beïnvloeden
Futur I Indikativ
- ich werde beeinflussen
- du wirst beeinflussen
- er/sie/es wird beeinflussen
- wir werden beeinflussen
- ihr werdet beeinflussen
- sie werden beeinflussen
Toekomende tijd II
- ik zal beïnvloed hebben
- jij zult beïnvloed hebben
- hij/zij/het zal beïnvloed hebben
- wij zullen beïnvloed hebben
- jullie zullen beïnvloed hebben
- zij zullen beïnvloed hebben
Futur II Indikativ
- ich werde beeinflusst haben
- du wirst beeinflusst haben
- er/sie/es wird beeinflusst haben
- wir werden beeinflusst haben
- ihr werdet beeinflusst haben
- sie werden beeinflusst haben
Conditionalis I
- ik zou beïnvloeden
- jij zou beïnvloeden
- hij/zij/het zou beïnvloeden
- wij zouden beïnvloeden
- jullie zouden beïnvloeden
- zij zouden beïnvloeden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde beeinflussen
- du würdest beeinflussen
- er/sie/es würde beeinflussen
- wir würden beeinflussen
- ihr würdet beeinflussen
- sie würden beeinflussen
Conditionalis II
- ik zou hebben beïnvloed
- jij zou hebben beïnvloed
- hij/zij/het zou hebben beïnvloed
- wij zouden hebben beïnvloed
- jullie zouden hebben beïnvloed
- zij zouden hebben beïnvloed
Futur II Konjunktiv II
- ich würde beeinflusst haben
- du würdest beeinflusst haben
- er/sie/es würde beeinflusst haben
- wir würden beeinflusst haben
- ihr würdet beeinflusst haben
- sie würden beeinflusst haben
Imperatief
- jij beïnvloed
- jullie beïnvloedt
Imperativ
- du beeinflusse
- ihr beeinflusst