Vervoeging van bebossen
Onbepaalde wijs (infinitief): bebossen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bebos
- jij bebost
- hij/zij/het bebost
- wij bebossen
- jullie bebossen
- zij bebossen
Onvoltooid verleden tijd
- ik beboste
- jij beboste
- hij/zij/het beboste
- wij bebosten
- jullie bebosten
- zij bebosten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bebost
- jij hebt bebost
- hij/zij/het heeft bebost
- wij hebben bebost
- jullie hebben bebost
- zij hebben bebost
Voltooid verleden tijd
- ik had bebost
- jij had bebost
- hij/zij/het had bebost
- wij hadden bebost
- jullie hadden bebost
- zij hadden bebost
Toekomende tijd I
- ik zal bebossen
- jij zult bebossen
- hij/zij/het zal bebossen
- wij zullen bebossen
- jullie zullen bebossen
- zij zullen bebossen
Toekomende tijd II
- ik zal bebost hebben
- jij zult bebost hebben
- hij/zij/het zal bebost hebben
- wij zullen bebost hebben
- jullie zullen bebost hebben
- zij zullen bebost hebben
Conditionalis I
- ik zou bebossen
- jij zou bebossen
- hij/zij/het zou bebossen
- wij zouden bebossen
- jullie zouden bebossen
- zij zouden bebossen
Conditionalis II
- ik zou hebben bebost
- jij zou hebben bebost
- hij/zij/het zou hebben bebost
- wij zouden hebben bebost
- jullie zouden hebben bebost
- zij zouden hebben bebost
Imperatief
- jij bebos
- jullie bebost