Vervoeging van bedragen
Onbepaalde wijs (infinitief): bedragen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bedraagt
- zij bedragen
Präsens Indikativ
- er/sie/es beträgt
- sie betragen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bedroeg
- zij bedroegen
Präteritum Indikativ
- er/sie/es betrug
- sie betrugen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft bedragen
- zij hebben bedragen
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat betragen
- sie haben betragen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had bedragen
- zij hadden bedragen
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte betragen
- sie hatten betragen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal bedragen
- zij zult bedragen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird betragen
- sie werden betragen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal bedragen hebben
- zij zult bedragen hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird betragen haben
- sie werden betragen haben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal bedragen
- zij zullen bedragen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde betragen
- sie würden betragen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben bedragen
- zij zullen hebben bedragen
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde betragen haben
- sie würden betragen haben