Vervoeging van bemachtigen
Onbepaalde wijs (infinitief): bemachtigen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bemachtig
- jij bemachtigt
- hij/zij/het bemachtigt
- wij bemachtigen
- jullie bemachtigen
- zij bemachtigen
Präsens Indikativ
- ich greife
- du greifst
- er/sie/es greift
- wir greifen
- ihr greift
- sie greifen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bemachtigde
- jij bemachtigde
- hij/zij/het bemachtigde
- wij bemachtigden
- jullie bemachtigden
- zij bemachtigden
Präteritum Indikativ
- ich griff
- du griffst
- er/sie/es griff
- wir griffen
- ihr grifft
- sie griffen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bemachtigd
- jij hebt bemachtigd
- hij/zij/het heeft bemachtigd
- wij hebben bemachtigd
- jullie hebben bemachtigd
- zij hebben bemachtigd
Perfekt Indikativ
- ich habe gegriffen
- du hast gegriffen
- er/sie/es hat gegriffen
- wir haben gegriffen
- ihr habt gegriffen
- sie haben gegriffen
Voltooid verleden tijd
- ik had bemachtigd
- jij had bemachtigd
- hij/zij/het had bemachtigd
- wij hadden bemachtigd
- jullie hadden bemachtigd
- zij hadden bemachtigd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gegriffen
- du hattest gegriffen
- er/sie/es hatte gegriffen
- wir hatten gegriffen
- ihr hattet gegriffen
- sie hatten gegriffen
Toekomende tijd I
- ik zal bemachtigen
- jij zult bemachtigen
- hij/zij/het zal bemachtigen
- wij zullen bemachtigen
- jullie zullen bemachtigen
- zij zullen bemachtigen
Futur I Indikativ
- ich werde greifen
- du wirst greifen
- er/sie/es wird greifen
- wir werden greifen
- ihr werdet greifen
- sie werden greifen
Toekomende tijd II
- ik zal bemachtigd hebben
- jij zult bemachtigd hebben
- hij/zij/het zal bemachtigd hebben
- wij zullen bemachtigd hebben
- jullie zullen bemachtigd hebben
- zij zullen bemachtigd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gegriffen haben
- du wirst gegriffen haben
- er/sie/es wird gegriffen haben
- wir werden gegriffen haben
- ihr werdet gegriffen haben
- sie werden gegriffen haben
Conditionalis I
- ik zou bemachtigen
- jij zou bemachtigen
- hij/zij/het zou bemachtigen
- wij zouden bemachtigen
- jullie zouden bemachtigen
- zij zouden bemachtigen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde greifen
- du würdest greifen
- er/sie/es würde greifen
- wir würden greifen
- ihr würdet greifen
- sie würden greifen
Conditionalis II
- ik zou hebben bemachtigd
- jij zou hebben bemachtigd
- hij/zij/het zou hebben bemachtigd
- wij zouden hebben bemachtigd
- jullie zouden hebben bemachtigd
- zij zouden hebben bemachtigd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gegriffen haben
- du würdest gegriffen haben
- er/sie/es würde gegriffen haben
- wir würden gegriffen haben
- ihr würdet gegriffen haben
- sie würden gegriffen haben
Imperatief
- jij bemachtig
- jullie bemachtigt
Imperativ
- du greif(e)
- ihr greift