Vervoeging van beschaven
Onbepaalde wijs (infinitief): beschaven
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beschaaf
- jij beschaaft
- hij/zij/het beschaaft
- wij beschaven
- jullie beschaven
- zij beschaven
Präsens Indikativ
- ich bilde
- du bildest
- er/sie/es bildet
- wir bilden
- ihr bildet
- sie bilden
Onvoltooid verleden tijd
- ik beschaafde
- jij beschaafde
- hij/zij/het beschaafde
- wij beschaafden
- jullie beschaafden
- zij beschaafden
Präteritum Indikativ
- ich bildete
- du bildetest
- er/sie/es bildete
- wir bildeten
- ihr bildetet
- sie bildeten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beschaafd
- jij hebt beschaafd
- hij/zij/het heeft beschaafd
- wij hebben beschaafd
- jullie hebben beschaafd
- zij hebben beschaafd
Perfekt Indikativ
- ich habe gebildet
- du hast gebildet
- er/sie/es hat gebildet
- wir haben gebildet
- ihr habt gebildet
- sie haben gebildet
Voltooid verleden tijd
- ik had beschaafd
- jij had beschaafd
- hij/zij/het had beschaafd
- wij hadden beschaafd
- jullie hadden beschaafd
- zij hadden beschaafd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gebildet
- du hattest gebildet
- er/sie/es hatte gebildet
- wir hatten gebildet
- ihr hattet gebildet
- sie hatten gebildet
Toekomende tijd I
- ik zal beschaven
- jij zult beschaven
- hij/zij/het zal beschaven
- wij zullen beschaven
- jullie zullen beschaven
- zij zullen beschaven
Futur I Indikativ
- ich werde bilden
- du wirst bilden
- er/sie/es wird bilden
- wir werden bilden
- ihr werdet bilden
- sie werden bilden
Toekomende tijd II
- ik zal beschaafd hebben
- jij zult beschaafd hebben
- hij/zij/het zal beschaafd hebben
- wij zullen beschaafd hebben
- jullie zullen beschaafd hebben
- zij zullen beschaafd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gebildet haben
- du wirst gebildet haben
- er/sie/es wird gebildet haben
- wir werden gebildet haben
- ihr werdet gebildet haben
- sie werden gebildet haben
Conditionalis I
- ik zou beschaven
- jij zou beschaven
- hij/zij/het zou beschaven
- wij zouden beschaven
- jullie zouden beschaven
- zij zouden beschaven
Futur I Konjunktiv II
- ich würde bilden
- du würdest bilden
- er/sie/es würde bilden
- wir würden bilden
- ihr würdet bilden
- sie würden bilden
Conditionalis II
- ik zou hebben beschaafd
- jij zou hebben beschaafd
- hij/zij/het zou hebben beschaafd
- wij zouden hebben beschaafd
- jullie zouden hebben beschaafd
- zij zouden hebben beschaafd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gebildet haben
- du würdest gebildet haben
- er/sie/es würde gebildet haben
- wir würden gebildet haben
- ihr würdet gebildet haben
- sie würden gebildet haben
Imperatief
- jij beschaaf
- jullie beschaaft
Imperativ
- du bilde
- ihr bildet