Vervoeging van boycotten
Onbepaalde wijs (infinitief): boycotten
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boycot
- jij boycot
- hij/zij/het boycot
- wij boycotten
- jullie boycotten
- zij boycotten
Präsens Indikativ
- ich boykottiere
- du boykottierst
- er/sie/es boykottiert
- wir boykottieren
- ihr boykottiert
- sie boykottieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik boycotte
- jij boycotte
- hij/zij/het boycotte
- wij boycotten
- jullie boycotten
- zij boycotten
Präteritum Indikativ
- ich boykottierte
- du boykottiertest
- er/sie/es boykottierte
- wir boykottierten
- ihr boykottiertet
- sie boykottierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geboycot
- jij hebt geboycot
- hij/zij/het heeft geboycot
- wij hebben geboycot
- jullie hebben geboycot
- zij hebben geboycot
Perfekt Indikativ
- ich habe boykottiert
- du hast boykottiert
- er/sie/es hat boykottiert
- wir haben boykottiert
- ihr habt boykottiert
- sie haben boykottiert
Voltooid verleden tijd
- ik had geboycot
- jij had geboycot
- hij/zij/het had geboycot
- wij hadden geboycot
- jullie hadden geboycot
- zij hadden geboycot
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte boykottiert
- du hattest boykottiert
- er/sie/es hatte boykottiert
- wir hatten boykottiert
- ihr hattet boykottiert
- sie hatten boykottiert
Toekomende tijd I
- ik zal boycotten
- jij zult boycotten
- hij/zij/het zal boycotten
- wij zullen boycotten
- jullie zullen boycotten
- zij zullen boycotten
Futur I Indikativ
- ich werde boykottieren
- du wirst boykottieren
- er/sie/es wird boykottieren
- wir werden boykottieren
- ihr werdet boykottieren
- sie werden boykottieren
Toekomende tijd II
- ik zal geboycot hebben
- jij zult geboycot hebben
- hij/zij/het zal geboycot hebben
- wij zullen geboycot hebben
- jullie zullen geboycot hebben
- zij zullen geboycot hebben
Futur II Indikativ
- ich werde boykottiert haben
- du wirst boykottiert haben
- er/sie/es wird boykottiert haben
- wir werden boykottiert haben
- ihr werdet boykottiert haben
- sie werden boykottiert haben
Conditionalis I
- ik zou boycotten
- jij zou boycotten
- hij/zij/het zou boycotten
- wij zouden boycotten
- jullie zouden boycotten
- zij zouden boycotten
Futur I Konjunktiv II
- ich würde boykottieren
- du würdest boykottieren
- er/sie/es würde boykottieren
- wir würden boykottieren
- ihr würdet boykottieren
- sie würden boykottieren
Conditionalis II
- ik zou hebben geboycot
- jij zou hebben geboycot
- hij/zij/het zou hebben geboycot
- wij zouden hebben geboycot
- jullie zouden hebben geboycot
- zij zouden hebben geboycot
Futur II Konjunktiv II
- ich würde boykottiert haben
- du würdest boykottiert haben
- er/sie/es würde boykottiert haben
- wir würden boykottiert haben
- ihr würdet boykottiert haben
- sie würden boykottiert haben
Imperatief
- jij boycot
- jullie boycot
Imperativ
- du boykottiere
- ihr boykottiert