Vervoeging van cijferen
Onbepaalde wijs (infinitief): cijferen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik cijfer
- jij cijfert
- hij/zij/het cijfert
- wij cijferen
- jullie cijferen
- zij cijferen
Onvoltooid verleden tijd
- ik cijferde
- jij cijferde
- hij/zij/het cijferde
- wij cijferden
- jullie cijferden
- zij cijferden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecijferd
- jij hebt gecijferd
- hij/zij/het heeft gecijferd
- wij hebben gecijferd
- jullie hebben gecijferd
- zij hebben gecijferd
Voltooid verleden tijd
- ik had gecijferd
- jij had gecijferd
- hij/zij/het had gecijferd
- wij hadden gecijferd
- jullie hadden gecijferd
- zij hadden gecijferd
Toekomende tijd I
- ik zal cijferen
- jij zult cijferen
- hij/zij/het zal cijferen
- wij zullen cijferen
- jullie zullen cijferen
- zij zullen cijferen
Toekomende tijd II
- ik zal gecijferd hebben
- jij zult gecijferd hebben
- hij/zij/het zal gecijferd hebben
- wij zullen gecijferd hebben
- jullie zullen gecijferd hebben
- zij zullen gecijferd hebben
Conditionalis I
- ik zou cijferen
- jij zou cijferen
- hij/zij/het zou cijferen
- wij zouden cijferen
- jullie zouden cijferen
- zij zouden cijferen
Conditionalis II
- ik zou hebben gecijferd
- jij zou hebben gecijferd
- hij/zij/het zou hebben gecijferd
- wij zouden hebben gecijferd
- jullie zouden hebben gecijferd
- zij zouden hebben gecijferd
Imperatief
- jij cijfer
- jullie cijfert