Vervoeging van contracteren
Onbepaalde wijs (infinitief): contracteren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik contracteer
- jij contracteert
- hij/zij/het contracteert
- wij contracteren
- jullie contracteren
- zij contracteren
Präsens Indikativ
- ich schließe ab
- du schließt ab
- er/sie/es schließt ab
- wir schließen ab
- ihr schließt ab
- sie schließen ab
Onvoltooid verleden tijd
- ik contracteerde
- jij contracteerde
- hij/zij/het contracteerde
- wij contracteerden
- jullie contracteerden
- zij contracteerden
Präteritum Indikativ
- ich schloss ab
- du schlossest ab
- er/sie/es schloss ab
- wir schlossen ab
- ihr schlosst ab
- sie schlossen ab
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecontracteerd
- jij hebt gecontracteerd
- hij/zij/het heeft gecontracteerd
- wij hebben gecontracteerd
- jullie hebben gecontracteerd
- zij hebben gecontracteerd
Perfekt Indikativ
- ich habe abgeschlossen
- du hast abgeschlossen
- er/sie/es hat abgeschlossen
- wir haben abgeschlossen
- ihr habt abgeschlossen
- sie haben abgeschlossen
Voltooid verleden tijd
- ik had gecontracteerd
- jij had gecontracteerd
- hij/zij/het had gecontracteerd
- wij hadden gecontracteerd
- jullie hadden gecontracteerd
- zij hadden gecontracteerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte abgeschlossen
- du hattest abgeschlossen
- er/sie/es hatte abgeschlossen
- wir hatten abgeschlossen
- ihr hattet abgeschlossen
- sie hatten abgeschlossen
Toekomende tijd I
- ik zal contracteren
- jij zult contracteren
- hij/zij/het zal contracteren
- wij zullen contracteren
- jullie zullen contracteren
- zij zullen contracteren
Futur I Indikativ
- ich werde abschließen
- du wirst abschließen
- er/sie/es wird abschließen
- wir werden abschließen
- ihr werdet abschließen
- sie werden abschließen
Toekomende tijd II
- ik zal gecontracteerd hebben
- jij zult gecontracteerd hebben
- hij/zij/het zal gecontracteerd hebben
- wij zullen gecontracteerd hebben
- jullie zullen gecontracteerd hebben
- zij zullen gecontracteerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde abgeschlossen haben
- du wirst abgeschlossen haben
- er/sie/es wird abgeschlossen haben
- wir werden abgeschlossen haben
- ihr werdet abgeschlossen haben
- sie werden abgeschlossen haben
Conditionalis I
- ik zou contracteren
- jij zou contracteren
- hij/zij/het zou contracteren
- wij zouden contracteren
- jullie zouden contracteren
- zij zouden contracteren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde abschließen
- du würdest abschließen
- er/sie/es würde abschließen
- wir würden abschließen
- ihr würdet abschließen
- sie würden abschließen
Conditionalis II
- ik zou hebben gecontracteerd
- jij zou hebben gecontracteerd
- hij/zij/het zou hebben gecontracteerd
- wij zouden hebben gecontracteerd
- jullie zouden hebben gecontracteerd
- zij zouden hebben gecontracteerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde abgeschlossen haben
- du würdest abgeschlossen haben
- er/sie/es würde abgeschlossen haben
- wir würden abgeschlossen haben
- ihr würdet abgeschlossen haben
- sie würden abgeschlossen haben
Imperatief
- jij contracteer
- jullie contracteert
Imperativ
- du schließ(e) ab
- ihr schließt ab