Vervoeging van defileren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik defileer
  • jij defileert
  • hij/zij/het defileert
  • wij defileren
  • jullie defileren
  • zij defileren

Präsens Indikativ

  • ich defiliere
  • du defilierst
  • er/sie/es defiliert
  • wir defilieren
  • ihr defiliert
  • sie defilieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik defileerde
  • jij defileerde
  • hij/zij/het defileerde
  • wij defileerden
  • jullie defileerden
  • zij defileerden

Präteritum Indikativ

  • ich defilierte
  • du defiliertest
  • er/sie/es defilierte
  • wir defilierten
  • ihr defiliertet
  • sie defilierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedefileerd
  • jij hebt gedefileerd
  • hij/zij/het heeft gedefileerd
  • wij hebben gedefileerd
  • jullie hebben gedefileerd
  • zij hebben gedefileerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe defiliert
  • du hast defiliert
  • er/sie/es hat defiliert
  • wir haben defiliert
  • ihr habt defiliert
  • sie haben defiliert

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedefileerd
  • jij had gedefileerd
  • hij/zij/het had gedefileerd
  • wij hadden gedefileerd
  • jullie hadden gedefileerd
  • zij hadden gedefileerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte defiliert
  • du hattest defiliert
  • er/sie/es hatte defiliert
  • wir hatten defiliert
  • ihr hattet defiliert
  • sie hatten defiliert

Toekomende tijd I

  • ik zal defileren
  • jij zult defileren
  • hij/zij/het zal defileren
  • wij zullen defileren
  • jullie zullen defileren
  • zij zullen defileren

Futur I Indikativ

  • ich werde defilieren
  • du wirst defilieren
  • er/sie/es wird defilieren
  • wir werden defilieren
  • ihr werdet defilieren
  • sie werden defilieren

Toekomende tijd II

  • ik zal gedefileerd hebben
  • jij zult gedefileerd hebben
  • hij/zij/het zal gedefileerd hebben
  • wij zullen gedefileerd hebben
  • jullie zullen gedefileerd hebben
  • zij zullen gedefileerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde defiliert haben
  • du wirst defiliert haben
  • er/sie/es wird defiliert haben
  • wir werden defiliert haben
  • ihr werdet defiliert haben
  • sie werden defiliert haben

Conditionalis I

  • ik zou defileren
  • jij zou defileren
  • hij/zij/het zou defileren
  • wij zouden defileren
  • jullie zouden defileren
  • zij zouden defileren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde defilieren
  • du würdest defilieren
  • er/sie/es würde defilieren
  • wir würden defilieren
  • ihr würdet defilieren
  • sie würden defilieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedefileerd
  • jij zou hebben gedefileerd
  • hij/zij/het zou hebben gedefileerd
  • wij zouden hebben gedefileerd
  • jullie zouden hebben gedefileerd
  • zij zouden hebben gedefileerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde defiliert haben
  • du würdest defiliert haben
  • er/sie/es würde defiliert haben
  • wir würden defiliert haben
  • ihr würdet defiliert haben
  • sie würden defiliert haben

Imperatief

  • jij defileer
  • jullie defileert

Imperativ

  • du defiliere
  • ihr defiliert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van defileren