Vervoeging van democratiseren
Onbepaalde wijs (infinitief): democratiseren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik democratiseer
- jij democratiseert
- hij/zij/het democratiseert
- wij democratiseren
- jullie democratiseren
- zij democratiseren
Präsens Indikativ
- ich demokratisiere
- du demokratisierst
- er/sie/es demokratisiert
- wir demokratisieren
- ihr demokratisiert
- sie demokratisieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik democratiseerde
- jij democratiseerde
- hij/zij/het democratiseerde
- wij democratiseerden
- jullie democratiseerden
- zij democratiseerden
Präteritum Indikativ
- ich demokratisierte
- du demokratisiertest
- er/sie/es demokratisierte
- wir demokratisierten
- ihr demokratisiertet
- sie demokratisierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedemocratiseerd
- jij hebt gedemocratiseerd
- hij/zij/het heeft gedemocratiseerd
- wij hebben gedemocratiseerd
- jullie hebben gedemocratiseerd
- zij hebben gedemocratiseerd
Perfekt Indikativ
- ich habe demokratisiert
- du hast demokratisiert
- er/sie/es hat demokratisiert
- wir haben demokratisiert
- ihr habt demokratisiert
- sie haben demokratisiert
Voltooid verleden tijd
- ik had gedemocratiseerd
- jij had gedemocratiseerd
- hij/zij/het had gedemocratiseerd
- wij hadden gedemocratiseerd
- jullie hadden gedemocratiseerd
- zij hadden gedemocratiseerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte demokratisiert
- du hattest demokratisiert
- er/sie/es hatte demokratisiert
- wir hatten demokratisiert
- ihr hattet demokratisiert
- sie hatten demokratisiert
Toekomende tijd I
- ik zal democratiseren
- jij zult democratiseren
- hij/zij/het zal democratiseren
- wij zullen democratiseren
- jullie zullen democratiseren
- zij zullen democratiseren
Futur I Indikativ
- ich werde demokratisieren
- du wirst demokratisieren
- er/sie/es wird demokratisieren
- wir werden demokratisieren
- ihr werdet demokratisieren
- sie werden demokratisieren
Toekomende tijd II
- ik zal gedemocratiseerd hebben
- jij zult gedemocratiseerd hebben
- hij/zij/het zal gedemocratiseerd hebben
- wij zullen gedemocratiseerd hebben
- jullie zullen gedemocratiseerd hebben
- zij zullen gedemocratiseerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde demokratisiert haben
- du wirst demokratisiert haben
- er/sie/es wird demokratisiert haben
- wir werden demokratisiert haben
- ihr werdet demokratisiert haben
- sie werden demokratisiert haben
Conditionalis I
- ik zou democratiseren
- jij zou democratiseren
- hij/zij/het zou democratiseren
- wij zouden democratiseren
- jullie zouden democratiseren
- zij zouden democratiseren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde demokratisieren
- du würdest demokratisieren
- er/sie/es würde demokratisieren
- wir würden demokratisieren
- ihr würdet demokratisieren
- sie würden demokratisieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gedemocratiseerd
- jij zou hebben gedemocratiseerd
- hij/zij/het zou hebben gedemocratiseerd
- wij zouden hebben gedemocratiseerd
- jullie zouden hebben gedemocratiseerd
- zij zouden hebben gedemocratiseerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde demokratisiert haben
- du würdest demokratisiert haben
- er/sie/es würde demokratisiert haben
- wir würden demokratisiert haben
- ihr würdet demokratisiert haben
- sie würden demokratisiert haben
Imperatief
- jij democratiseer
- jullie democratiseert
Imperativ
- du demokratisiere
- ihr demokratisiert