Vervoeging van domineren
Onbepaalde wijs (infinitief): domineren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik domineer
- jij domineert
- hij/zij/het domineert
- wij domineren
- jullie domineren
- zij domineren
Präsens Indikativ
- ich dominiere
- du dominierst
- er/sie/es dominiert
- wir dominieren
- ihr dominiert
- sie dominieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik domineerde
- jij domineerde
- hij/zij/het domineerde
- wij domineerden
- jullie domineerden
- zij domineerden
Präteritum Indikativ
- ich dominierte
- du dominiertest
- er/sie/es dominierte
- wir dominierten
- ihr dominiertet
- sie dominierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedomineerd
- jij hebt gedomineerd
- hij/zij/het heeft gedomineerd
- wij hebben gedomineerd
- jullie hebben gedomineerd
- zij hebben gedomineerd
Perfekt Indikativ
- ich habe dominiert
- du hast dominiert
- er/sie/es hat dominiert
- wir haben dominiert
- ihr habt dominiert
- sie haben dominiert
Voltooid verleden tijd
- ik had gedomineerd
- jij had gedomineerd
- hij/zij/het had gedomineerd
- wij hadden gedomineerd
- jullie hadden gedomineerd
- zij hadden gedomineerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte dominiert
- du hattest dominiert
- er/sie/es hatte dominiert
- wir hatten dominiert
- ihr hattet dominiert
- sie hatten dominiert
Toekomende tijd I
- ik zal domineren
- jij zult domineren
- hij/zij/het zal domineren
- wij zullen domineren
- jullie zullen domineren
- zij zullen domineren
Futur I Indikativ
- ich werde dominieren
- du wirst dominieren
- er/sie/es wird dominieren
- wir werden dominieren
- ihr werdet dominieren
- sie werden dominieren
Toekomende tijd II
- ik zal gedomineerd hebben
- jij zult gedomineerd hebben
- hij/zij/het zal gedomineerd hebben
- wij zullen gedomineerd hebben
- jullie zullen gedomineerd hebben
- zij zullen gedomineerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde dominiert haben
- du wirst dominiert haben
- er/sie/es wird dominiert haben
- wir werden dominiert haben
- ihr werdet dominiert haben
- sie werden dominiert haben
Conditionalis I
- ik zou domineren
- jij zou domineren
- hij/zij/het zou domineren
- wij zouden domineren
- jullie zouden domineren
- zij zouden domineren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde dominieren
- du würdest dominieren
- er/sie/es würde dominieren
- wir würden dominieren
- ihr würdet dominieren
- sie würden dominieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gedomineerd
- jij zou hebben gedomineerd
- hij/zij/het zou hebben gedomineerd
- wij zouden hebben gedomineerd
- jullie zouden hebben gedomineerd
- zij zouden hebben gedomineerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde dominiert haben
- du würdest dominiert haben
- er/sie/es würde dominiert haben
- wir würden dominiert haben
- ihr würdet dominiert haben
- sie würden dominiert haben
Imperatief
- jij domineer
- jullie domineert
Imperativ
- du dominiere
- ihr dominiert