Vervoeging van feestvieren
Onbepaalde wijs (infinitief): feestvieren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vier feest
- jij viert feest
- hij/zij/het viert feest
- wij vieren feest
- jullie vieren feest
- zij vieren feest
Präsens Indikativ
- ich fei(e)re
- du feierst
- er/sie/es feiert
- wir feiern
- ihr feiert
- sie feiern
Onvoltooid verleden tijd
- ik vierde feest
- jij vierde feest
- hij/zij/het vierde feest
- wij vierden feest
- jullie vierden feest
- zij vierden feest
Präteritum Indikativ
- ich feierte
- du feiertest
- er/sie/es feierte
- wir feierten
- ihr feiertet
- sie feierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb feestgevierd
- jij hebt feestgevierd
- hij/zij/het heeft feestgevierd
- wij hebben feestgevierd
- jullie hebben feestgevierd
- zij hebben feestgevierd
Perfekt Indikativ
- ich habe gefeiert
- du hast gefeiert
- er/sie/es hat gefeiert
- wir haben gefeiert
- ihr habt gefeiert
- sie haben gefeiert
Voltooid verleden tijd
- ik had feestgevierd
- jij had feestgevierd
- hij/zij/het had feestgevierd
- wij hadden feestgevierd
- jullie hadden feestgevierd
- zij hadden feestgevierd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gefeiert
- du hattest gefeiert
- er/sie/es hatte gefeiert
- wir hatten gefeiert
- ihr hattet gefeiert
- sie hatten gefeiert
Toekomende tijd I
- ik zal feestvieren
- jij zult feestvieren
- hij/zij/het zal feestvieren
- wij zullen feestvieren
- jullie zullen feestvieren
- zij zullen feestvieren
Futur I Indikativ
- ich werde feiern
- du wirst feiern
- er/sie/es wird feiern
- wir werden feiern
- ihr werdet feiern
- sie werden feiern
Toekomende tijd II
- ik zal feestgevierd hebben
- jij zult feestgevierd hebben
- hij/zij/het zal feestgevierd hebben
- wij zullen feestgevierd hebben
- jullie zullen feestgevierd hebben
- zij zullen feestgevierd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gefeiert haben
- du wirst gefeiert haben
- er/sie/es wird gefeiert haben
- wir werden gefeiert haben
- ihr werdet gefeiert haben
- sie werden gefeiert haben
Conditionalis I
- ik zou feestvieren
- jij zou feestvieren
- hij/zij/het zou feestvieren
- wij zouden feestvieren
- jullie zouden feestvieren
- zij zouden feestvieren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde feiern
- du würdest feiern
- er/sie/es würde feiern
- wir würden feiern
- ihr würdet feiern
- sie würden feiern
Conditionalis II
- ik zou hebben feestgevierd
- jij zou hebben feestgevierd
- hij/zij/het zou hebben feestgevierd
- wij zouden hebben feestgevierd
- jullie zouden hebben feestgevierd
- zij zouden hebben feestgevierd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gefeiert haben
- du würdest gefeiert haben
- er/sie/es würde gefeiert haben
- wir würden gefeiert haben
- ihr würdet gefeiert haben
- sie würden gefeiert haben
Imperatief
- jij vier feest
- jullie viert feest
Imperativ
- du fei(e)re
- ihr feiert