Vervoeging van fijnsnijden

Onbepaalde wijs (infinitief): fijnsnijden

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik snijd fijn
    • jij snijdt fijn
    • hij/zij/het snijdt fijn
    • wij snijden fijn
    • jullie snijden fijn
    • zij snijden fijn
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sneed fijn
    • jij sneed fijn
    • hij/zij/het sneed fijn
    • wij sneden fijn
    • jullie sneden fijn
    • zij sneden fijn
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb fijngesneden
    • jij hebt fijngesneden
    • hij/zij/het heeft fijngesneden
    • wij hebben fijngesneden
    • jullie hebben fijngesneden
    • zij hebben fijngesneden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had fijngesneden
    • jij had fijngesneden
    • hij/zij/het had fijngesneden
    • wij hadden fijngesneden
    • jullie hadden fijngesneden
    • zij hadden fijngesneden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal fijnsnijden
    • jij zult fijnsnijden
    • hij/zij/het zal fijnsnijden
    • wij zullen fijnsnijden
    • jullie zullen fijnsnijden
    • zij zullen fijnsnijden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal fijngesneden hebben
    • jij zult fijngesneden hebben
    • hij/zij/het zal fijngesneden hebben
    • wij zullen fijngesneden hebben
    • jullie zullen fijngesneden hebben
    • zij zullen fijngesneden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou fijnsnijden
    • jij zou fijnsnijden
    • hij/zij/het zou fijnsnijden
    • wij zouden fijnsnijden
    • jullie zouden fijnsnijden
    • zij zouden fijnsnijden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben fijngesneden
    • jij zou hebben fijngesneden
    • hij/zij/het zou hebben fijngesneden
    • wij zouden hebben fijngesneden
    • jullie zouden hebben fijngesneden
    • zij zouden hebben fijngesneden
  • Imperatief

    • jij snijd fijn
    • jullie snijdt fijn

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van fijnsnijden