Vervoeging van gelijkstellen
Onbepaalde wijs (infinitief): gelijkstellen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stel gelijk
- jij stelt gelijk
- hij/zij/het stelt gelijk
- wij stellen gelijk
- jullie stellen gelijk
- zij stellen gelijk
Onvoltooid verleden tijd
- ik stelde gelijk
- jij stelde gelijk
- hij/zij/het stelde gelijk
- wij stelden gelijk
- jullie stelden gelijk
- zij stelden gelijk
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelijkgesteld
- jij hebt gelijkgesteld
- hij/zij/het heeft gelijkgesteld
- wij hebben gelijkgesteld
- jullie hebben gelijkgesteld
- zij hebben gelijkgesteld
Voltooid verleden tijd
- ik had gelijkgesteld
- jij had gelijkgesteld
- hij/zij/het had gelijkgesteld
- wij hadden gelijkgesteld
- jullie hadden gelijkgesteld
- zij hadden gelijkgesteld
Toekomende tijd I
- ik zal gelijkstellen
- jij zult gelijkstellen
- hij/zij/het zal gelijkstellen
- wij zullen gelijkstellen
- jullie zullen gelijkstellen
- zij zullen gelijkstellen
Toekomende tijd II
- ik zal gelijkgesteld hebben
- jij zult gelijkgesteld hebben
- hij/zij/het zal gelijkgesteld hebben
- wij zullen gelijkgesteld hebben
- jullie zullen gelijkgesteld hebben
- zij zullen gelijkgesteld hebben
Conditionalis I
- ik zou gelijkstellen
- jij zou gelijkstellen
- hij/zij/het zou gelijkstellen
- wij zouden gelijkstellen
- jullie zouden gelijkstellen
- zij zouden gelijkstellen
Conditionalis II
- ik zou hebben gelijkgesteld
- jij zou hebben gelijkgesteld
- hij/zij/het zou hebben gelijkgesteld
- wij zouden hebben gelijkgesteld
- jullie zouden hebben gelijkgesteld
- zij zouden hebben gelijkgesteld
Imperatief
- jij stel gelijk
- jullie stelt gelijk