Vervoeging van grauwen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik grauw
- jij grauwt
- hij/zij/het grauwt
- wij grauwen
- jullie grauwen
- zij grauwen
Onvoltooid verleden tijd
- ik grauwde
- jij grauwde
- hij/zij/het grauwde
- wij grauwden
- jullie grauwden
- zij grauwden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegrauwd
- jij hebt gegrauwd
- hij/zij/het heeft gegrauwd
- wij hebben gegrauwd
- jullie hebben gegrauwd
- zij hebben gegrauwd
Voltooid verleden tijd
- ik had gegrauwd
- jij had gegrauwd
- hij/zij/het had gegrauwd
- wij hadden gegrauwd
- jullie hadden gegrauwd
- zij hadden gegrauwd
Toekomende tijd I
- ik zal grauwen
- jij zult grauwen
- hij/zij/het zal grauwen
- wij zullen grauwen
- jullie zullen grauwen
- zij zullen grauwen
Toekomende tijd II
- ik zal gegrauwd hebben
- jij zult gegrauwd hebben
- hij/zij/het zal gegrauwd hebben
- wij zullen gegrauwd hebben
- jullie zullen gegrauwd hebben
- zij zullen gegrauwd hebben
Conditionalis I
- ik zou grauwen
- jij zou grauwen
- hij/zij/het zou grauwen
- wij zouden grauwen
- jullie zouden grauwen
- zij zouden grauwen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegrauwd
- jij zou hebben gegrauwd
- hij/zij/het zou hebben gegrauwd
- wij zouden hebben gegrauwd
- jullie zouden hebben gegrauwd
- zij zouden hebben gegrauwd
Imperatief
- jij grauw
- jullie grauwt