Vervoeging van hallucineren
Onbepaalde wijs (infinitief): hallucineren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hallucineer
- jij hallucineert
- hij/zij/het hallucineert
- wij hallucineren
- jullie hallucineren
- zij hallucineren
Onvoltooid verleden tijd
- ik hallucineerde
- jij hallucineerde
- hij/zij/het hallucineerde
- wij hallucineerden
- jullie hallucineerden
- zij hallucineerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehallucineerd
- jij hebt gehallucineerd
- hij/zij/het heeft gehallucineerd
- wij hebben gehallucineerd
- jullie hebben gehallucineerd
- zij hebben gehallucineerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gehallucineerd
- jij had gehallucineerd
- hij/zij/het had gehallucineerd
- wij hadden gehallucineerd
- jullie hadden gehallucineerd
- zij hadden gehallucineerd
Toekomende tijd I
- ik zal hallucineren
- jij zult hallucineren
- hij/zij/het zal hallucineren
- wij zullen hallucineren
- jullie zullen hallucineren
- zij zullen hallucineren
Toekomende tijd II
- ik zal gehallucineerd hebben
- jij zult gehallucineerd hebben
- hij/zij/het zal gehallucineerd hebben
- wij zullen gehallucineerd hebben
- jullie zullen gehallucineerd hebben
- zij zullen gehallucineerd hebben
Conditionalis I
- ik zou hallucineren
- jij zou hallucineren
- hij/zij/het zou hallucineren
- wij zouden hallucineren
- jullie zouden hallucineren
- zij zouden hallucineren
Conditionalis II
- ik zou hebben gehallucineerd
- jij zou hebben gehallucineerd
- hij/zij/het zou hebben gehallucineerd
- wij zouden hebben gehallucineerd
- jullie zouden hebben gehallucineerd
- zij zouden hebben gehallucineerd
Imperatief
- jij hallucineer
- jullie hallucineert