Vervoeging van hinniken
Onbepaalde wijs (infinitief): hinniken
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het hinnikt
- zij hinniken
Präsens Indikativ
- er/sie/es wiehert
- sie wiehern
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het hinnikte
- zij hinnikten
Präteritum Indikativ
- er/sie/es wieherte
- sie wieherten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gehinnikt
- zij hebben gehinnikt
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat gewiehert
- sie haben gewiehert
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gehinnikt
- zij hadden gehinnikt
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte gewiehert
- sie hatten gewiehert
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal hinniken
- zij zult hinniken
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird wiehern
- sie werden wiehern
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gehinnikt hebben
- zij zult gehinnikt hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird gewiehert haben
- sie werden gewiehert haben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal hinniken
- zij zullen hinniken
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde wiehern
- sie würden wiehern
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gehinnikt
- zij zullen hebben gehinnikt
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde gewiehert haben
- sie würden gewiehert haben