Vervoeging van inboeken

Vertaling: buchen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boek in
  • jij boekt in
  • hij/zij/het boekt in
  • wij boeken in
  • jullie boeken in
  • zij boeken in

Präsens Indikativ

  • ich buche
  • du buchst
  • er/sie/es bucht
  • wir buchen
  • ihr bucht
  • sie buchen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boekte in
  • jij boekte in
  • hij/zij/het boekte in
  • wij boekten in
  • jullie boekten in
  • zij boekten in

Präteritum Indikativ

  • ich buchte
  • du buchtest
  • er/sie/es buchte
  • wir buchten
  • ihr buchtet
  • sie buchten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingeboekt
  • jij hebt ingeboekt
  • hij/zij/het heeft ingeboekt
  • wij hebben ingeboekt
  • jullie hebben ingeboekt
  • zij hebben ingeboekt

Perfekt Indikativ

  • ich habe gebucht
  • du hast gebucht
  • er/sie/es hat gebucht
  • wir haben gebucht
  • ihr habt gebucht
  • sie haben gebucht

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingeboekt
  • jij had ingeboekt
  • hij/zij/het had ingeboekt
  • wij hadden ingeboekt
  • jullie hadden ingeboekt
  • zij hadden ingeboekt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte gebucht
  • du hattest gebucht
  • er/sie/es hatte gebucht
  • wir hatten gebucht
  • ihr hattet gebucht
  • sie hatten gebucht

Toekomende tijd I

  • ik zal inboeken
  • jij zult inboeken
  • hij/zij/het zal inboeken
  • wij zullen inboeken
  • jullie zullen inboeken
  • zij zullen inboeken

Futur I Indikativ

  • ich werde buchen
  • du wirst buchen
  • er/sie/es wird buchen
  • wir werden buchen
  • ihr werdet buchen
  • sie werden buchen

Toekomende tijd II

  • ik zal ingeboekt hebben
  • jij zult ingeboekt hebben
  • hij/zij/het zal ingeboekt hebben
  • wij zullen ingeboekt hebben
  • jullie zullen ingeboekt hebben
  • zij zullen ingeboekt hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde gebucht haben
  • du wirst gebucht haben
  • er/sie/es wird gebucht haben
  • wir werden gebucht haben
  • ihr werdet gebucht haben
  • sie werden gebucht haben

Conditionalis I

  • ik zou inboeken
  • jij zou inboeken
  • hij/zij/het zou inboeken
  • wij zouden inboeken
  • jullie zouden inboeken
  • zij zouden inboeken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde buchen
  • du würdest buchen
  • er/sie/es würde buchen
  • wir würden buchen
  • ihr würdet buchen
  • sie würden buchen

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingeboekt
  • jij zou hebben ingeboekt
  • hij/zij/het zou hebben ingeboekt
  • wij zouden hebben ingeboekt
  • jullie zouden hebben ingeboekt
  • zij zouden hebben ingeboekt

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde gebucht haben
  • du würdest gebucht haben
  • er/sie/es würde gebucht haben
  • wir würden gebucht haben
  • ihr würdet gebucht haben
  • sie würden gebucht haben

Imperatief

  • jij boek in
  • jullie boekt in

Imperativ

  • du buch(e)
  • ihr bucht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inboeken