Vervoeging van industrialiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): industrialiseren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik industrialiseer
  • jij industrialiseert
  • hij/zij/het industrialiseert
  • wij industrialiseren
  • jullie industrialiseren
  • zij industrialiseren

Präsens Indikativ

  • ich industrialisiere
  • du industrialisierst
  • er/sie/es industrialisiert
  • wir industrialisieren
  • ihr industrialisiert
  • sie industrialisieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik industrialiseerde
  • jij industrialiseerde
  • hij/zij/het industrialiseerde
  • wij industrialiseerden
  • jullie industrialiseerden
  • zij industrialiseerden

Präteritum Indikativ

  • ich industrialisierte
  • du industrialisiertest
  • er/sie/es industrialisierte
  • wir industrialisierten
  • ihr industrialisiertet
  • sie industrialisierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïndustrialiseerd
  • jij hebt geïndustrialiseerd
  • hij/zij/het heeft geïndustrialiseerd
  • wij hebben geïndustrialiseerd
  • jullie hebben geïndustrialiseerd
  • zij hebben geïndustrialiseerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe industrialisiert
  • du hast industrialisiert
  • er/sie/es hat industrialisiert
  • wir haben industrialisiert
  • ihr habt industrialisiert
  • sie haben industrialisiert

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïndustrialiseerd
  • jij had geïndustrialiseerd
  • hij/zij/het had geïndustrialiseerd
  • wij hadden geïndustrialiseerd
  • jullie hadden geïndustrialiseerd
  • zij hadden geïndustrialiseerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte industrialisiert
  • du hattest industrialisiert
  • er/sie/es hatte industrialisiert
  • wir hatten industrialisiert
  • ihr hattet industrialisiert
  • sie hatten industrialisiert

Toekomende tijd I

  • ik zal industrialiseren
  • jij zult industrialiseren
  • hij/zij/het zal industrialiseren
  • wij zullen industrialiseren
  • jullie zullen industrialiseren
  • zij zullen industrialiseren

Futur I Indikativ

  • ich werde industrialisieren
  • du wirst industrialisieren
  • er/sie/es wird industrialisieren
  • wir werden industrialisieren
  • ihr werdet industrialisieren
  • sie werden industrialisieren

Toekomende tijd II

  • ik zal geïndustrialiseerd hebben
  • jij zult geïndustrialiseerd hebben
  • hij/zij/het zal geïndustrialiseerd hebben
  • wij zullen geïndustrialiseerd hebben
  • jullie zullen geïndustrialiseerd hebben
  • zij zullen geïndustrialiseerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde industrialisiert haben
  • du wirst industrialisiert haben
  • er/sie/es wird industrialisiert haben
  • wir werden industrialisiert haben
  • ihr werdet industrialisiert haben
  • sie werden industrialisiert haben

Conditionalis I

  • ik zou industrialiseren
  • jij zou industrialiseren
  • hij/zij/het zou industrialiseren
  • wij zouden industrialiseren
  • jullie zouden industrialiseren
  • zij zouden industrialiseren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde industrialisieren
  • du würdest industrialisieren
  • er/sie/es würde industrialisieren
  • wir würden industrialisieren
  • ihr würdet industrialisieren
  • sie würden industrialisieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïndustrialiseerd
  • jij zou hebben geïndustrialiseerd
  • hij/zij/het zou hebben geïndustrialiseerd
  • wij zouden hebben geïndustrialiseerd
  • jullie zouden hebben geïndustrialiseerd
  • zij zouden hebben geïndustrialiseerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde industrialisiert haben
  • du würdest industrialisiert haben
  • er/sie/es würde industrialisiert haben
  • wir würden industrialisiert haben
  • ihr würdet industrialisiert haben
  • sie würden industrialisiert haben

Imperatief

  • jij industrialiseer
  • jullie industrialiseert

Imperativ

  • du industrialisiere
  • ihr industrialisiert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van industrialiseren