Vervoeging van initiëren
Onbepaalde wijs (infinitief): initiëren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik initieer
- jij initieert
- hij/zij/het initieert
- wij initiëren
- jullie initiëren
- zij initiëren
Onvoltooid verleden tijd
- ik initieerde
- jij initieerde
- hij/zij/het initieerde
- wij initieerden
- jullie initieerden
- zij initieerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnitieerd
- jij hebt geïnitieerd
- hij/zij/het heeft geïnitieerd
- wij hebben geïnitieerd
- jullie hebben geïnitieerd
- zij hebben geïnitieerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnitieerd
- jij had geïnitieerd
- hij/zij/het had geïnitieerd
- wij hadden geïnitieerd
- jullie hadden geïnitieerd
- zij hadden geïnitieerd
Toekomende tijd I
- ik zal initiëren
- jij zult initiëren
- hij/zij/het zal initiëren
- wij zullen initiëren
- jullie zullen initiëren
- zij zullen initiëren
Toekomende tijd II
- ik zal geïnitieerd hebben
- jij zult geïnitieerd hebben
- hij/zij/het zal geïnitieerd hebben
- wij zullen geïnitieerd hebben
- jullie zullen geïnitieerd hebben
- zij zullen geïnitieerd hebben
Conditionalis I
- ik zou initiëren
- jij zou initiëren
- hij/zij/het zou initiëren
- wij zouden initiëren
- jullie zouden initiëren
- zij zouden initiëren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnitieerd
- jij zou hebben geïnitieerd
- hij/zij/het zou hebben geïnitieerd
- wij zouden hebben geïnitieerd
- jullie zouden hebben geïnitieerd
- zij zouden hebben geïnitieerd
Imperatief
- jij initieer
- jullie initieert