Vervoeging van inkalven
Onbepaalde wijs (infinitief): inkalven
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kalft in
- zij kalven in
Präsens Indikativ
- er/sie/es fällt ein
- sie fallen ein
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kalfde in
- zij kalfden in
Präteritum Indikativ
- er/sie/es fiel ein
- sie fielen ein
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is ingekalfd
- zij zijn ingekalfd
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist eingefallen
- sie sind eingefallen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was ingekalfd
- zij waren ingekalfd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war eingefallen
- sie waren eingefallen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal inkalven
- zij zult inkalven
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird einfallen
- sie werden einfallen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal ingekalfd zijn
- zij zult ingekalfd zijn
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird eingefallen sein
- sie werden eingefallen sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zal inkalven
- zij zullen inkalven
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde einfallen
- sie würden einfallen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn ingekalfd
- zij zullen zijn ingekalfd
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde eingefallen sein
- sie würden eingefallen sein