Vervoeging van inluizen
Onbepaalde wijs (infinitief): inluizen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik luis in
- jij luist in
- hij/zij/het luist in
- wij luizen in
- jullie luizen in
- zij luizen in
Onvoltooid verleden tijd
- ik luisde in
- jij luisde in
- hij/zij/het luisde in
- wij luisden in
- jullie luisden in
- zij luisden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingeluisd
- jij hebt ingeluisd
- hij/zij/het heeft ingeluisd
- wij hebben ingeluisd
- jullie hebben ingeluisd
- zij hebben ingeluisd
Voltooid verleden tijd
- ik had ingeluisd
- jij had ingeluisd
- hij/zij/het had ingeluisd
- wij hadden ingeluisd
- jullie hadden ingeluisd
- zij hadden ingeluisd
Toekomende tijd I
- ik zal inluizen
- jij zult inluizen
- hij/zij/het zal inluizen
- wij zullen inluizen
- jullie zullen inluizen
- zij zullen inluizen
Toekomende tijd II
- ik zal ingeluisd hebben
- jij zult ingeluisd hebben
- hij/zij/het zal ingeluisd hebben
- wij zullen ingeluisd hebben
- jullie zullen ingeluisd hebben
- zij zullen ingeluisd hebben
Conditionalis I
- ik zou inluizen
- jij zou inluizen
- hij/zij/het zou inluizen
- wij zouden inluizen
- jullie zouden inluizen
- zij zouden inluizen
Conditionalis II
- ik zou hebben ingeluisd
- jij zou hebben ingeluisd
- hij/zij/het zou hebben ingeluisd
- wij zouden hebben ingeluisd
- jullie zouden hebben ingeluisd
- zij zouden hebben ingeluisd
Imperatief
- jij luis in
- jullie luist in