Vervoeging van inschakelen

Onbepaalde wijs (infinitief): inschakelen

Vertaling: anschließen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schakel in
  • jij schakelt in
  • hij/zij/het schakelt in
  • wij schakelen in
  • jullie schakelen in
  • zij schakelen in

Präsens Indikativ

  • ich schließe an
  • du schließt an
  • er/sie/es schließt an
  • wir schließen an
  • ihr schließt an
  • sie schließen an

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schakelde in
  • jij schakelde in
  • hij/zij/het schakelde in
  • wij schakelden in
  • jullie schakelden in
  • zij schakelden in

Präteritum Indikativ

  • ich schloss an
  • du schlossest an
  • er/sie/es schloss an
  • wir schlossen an
  • ihr schlosst an
  • sie schlossen an

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingeschakeld
  • jij hebt ingeschakeld
  • hij/zij/het heeft ingeschakeld
  • wij hebben ingeschakeld
  • jullie hebben ingeschakeld
  • zij hebben ingeschakeld

Perfekt Indikativ

  • ich habe angeschlossen
  • du hast angeschlossen
  • er/sie/es hat angeschlossen
  • wir haben angeschlossen
  • ihr habt angeschlossen
  • sie haben angeschlossen

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingeschakeld
  • jij had ingeschakeld
  • hij/zij/het had ingeschakeld
  • wij hadden ingeschakeld
  • jullie hadden ingeschakeld
  • zij hadden ingeschakeld

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte angeschlossen
  • du hattest angeschlossen
  • er/sie/es hatte angeschlossen
  • wir hatten angeschlossen
  • ihr hattet angeschlossen
  • sie hatten angeschlossen

Toekomende tijd I

  • ik zal inschakelen
  • jij zult inschakelen
  • hij/zij/het zal inschakelen
  • wij zullen inschakelen
  • jullie zullen inschakelen
  • zij zullen inschakelen

Futur I Indikativ

  • ich werde anschließen
  • du wirst anschließen
  • er/sie/es wird anschließen
  • wir werden anschließen
  • ihr werdet anschließen
  • sie werden anschließen

Toekomende tijd II

  • ik zal ingeschakeld hebben
  • jij zult ingeschakeld hebben
  • hij/zij/het zal ingeschakeld hebben
  • wij zullen ingeschakeld hebben
  • jullie zullen ingeschakeld hebben
  • zij zullen ingeschakeld hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde angeschlossen haben
  • du wirst angeschlossen haben
  • er/sie/es wird angeschlossen haben
  • wir werden angeschlossen haben
  • ihr werdet angeschlossen haben
  • sie werden angeschlossen haben

Conditionalis I

  • ik zou inschakelen
  • jij zou inschakelen
  • hij/zij/het zou inschakelen
  • wij zouden inschakelen
  • jullie zouden inschakelen
  • zij zouden inschakelen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde anschließen
  • du würdest anschließen
  • er/sie/es würde anschließen
  • wir würden anschließen
  • ihr würdet anschließen
  • sie würden anschließen

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingeschakeld
  • jij zou hebben ingeschakeld
  • hij/zij/het zou hebben ingeschakeld
  • wij zouden hebben ingeschakeld
  • jullie zouden hebben ingeschakeld
  • zij zouden hebben ingeschakeld

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde angeschlossen haben
  • du würdest angeschlossen haben
  • er/sie/es würde angeschlossen haben
  • wir würden angeschlossen haben
  • ihr würdet angeschlossen haben
  • sie würden angeschlossen haben

Imperatief

  • jij schakel in
  • jullie schakelt in

Imperativ

  • du schließ(e) an
  • ihr schließt an

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inschakelen