Vervoeging van investeren
Onbepaalde wijs (infinitief): investeren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik investeer
- jij investeert
- hij/zij/het investeert
- wij investeren
- jullie investeren
- zij investeren
Präsens Indikativ
- ich kleide ein
- du kleidest ein
- er/sie/es kleidet ein
- wir kleiden ein
- ihr kleidet ein
- sie kleiden ein
Onvoltooid verleden tijd
- ik investeerde
- jij investeerde
- hij/zij/het investeerde
- wij investeerden
- jullie investeerden
- zij investeerden
Präteritum Indikativ
- ich kleidete ein
- du kleidetest ein
- er/sie/es kleidete ein
- wir kleideten ein
- ihr kleidetet ein
- sie kleideten ein
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnvesteerd
- jij hebt geïnvesteerd
- hij/zij/het heeft geïnvesteerd
- wij hebben geïnvesteerd
- jullie hebben geïnvesteerd
- zij hebben geïnvesteerd
Perfekt Indikativ
- ich habe eingekleidet
- du hast eingekleidet
- er/sie/es hat eingekleidet
- wir haben eingekleidet
- ihr habt eingekleidet
- sie haben eingekleidet
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnvesteerd
- jij had geïnvesteerd
- hij/zij/het had geïnvesteerd
- wij hadden geïnvesteerd
- jullie hadden geïnvesteerd
- zij hadden geïnvesteerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte eingekleidet
- du hattest eingekleidet
- er/sie/es hatte eingekleidet
- wir hatten eingekleidet
- ihr hattet eingekleidet
- sie hatten eingekleidet
Toekomende tijd I
- ik zal investeren
- jij zult investeren
- hij/zij/het zal investeren
- wij zullen investeren
- jullie zullen investeren
- zij zullen investeren
Futur I Indikativ
- ich werde einkleiden
- du wirst einkleiden
- er/sie/es wird einkleiden
- wir werden einkleiden
- ihr werdet einkleiden
- sie werden einkleiden
Toekomende tijd II
- ik zal geïnvesteerd hebben
- jij zult geïnvesteerd hebben
- hij/zij/het zal geïnvesteerd hebben
- wij zullen geïnvesteerd hebben
- jullie zullen geïnvesteerd hebben
- zij zullen geïnvesteerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde eingekleidet haben
- du wirst eingekleidet haben
- er/sie/es wird eingekleidet haben
- wir werden eingekleidet haben
- ihr werdet eingekleidet haben
- sie werden eingekleidet haben
Conditionalis I
- ik zou investeren
- jij zou investeren
- hij/zij/het zou investeren
- wij zouden investeren
- jullie zouden investeren
- zij zouden investeren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde einkleiden
- du würdest einkleiden
- er/sie/es würde einkleiden
- wir würden einkleiden
- ihr würdet einkleiden
- sie würden einkleiden
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnvesteerd
- jij zou hebben geïnvesteerd
- hij/zij/het zou hebben geïnvesteerd
- wij zouden hebben geïnvesteerd
- jullie zouden hebben geïnvesteerd
- zij zouden hebben geïnvesteerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde eingekleidet haben
- du würdest eingekleidet haben
- er/sie/es würde eingekleidet haben
- wir würden eingekleidet haben
- ihr würdet eingekleidet haben
- sie würden eingekleidet haben
Imperatief
- jij investeer
- jullie investeert
Imperativ
- du kleide ein
- ihr kleidet ein