Vervoeging van knevelen
Onbepaalde wijs (infinitief): knevelen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik knevel
- jij knevelt
- hij/zij/het knevelt
- wij knevelen
- jullie knevelen
- zij knevelen
Präsens Indikativ
- ich erzwinge
- du erzwingst
- er/sie/es erzwingt
- wir erzwingen
- ihr erzwingt
- sie erzwingen
Onvoltooid verleden tijd
- ik knevelde
- jij knevelde
- hij/zij/het knevelde
- wij knevelden
- jullie knevelden
- zij knevelden
Präteritum Indikativ
- ich erzwang
- du erzwangst
- er/sie/es erzwang
- wir erzwangen
- ihr erzwangt
- sie erzwangen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekneveld
- jij hebt gekneveld
- hij/zij/het heeft gekneveld
- wij hebben gekneveld
- jullie hebben gekneveld
- zij hebben gekneveld
Perfekt Indikativ
- ich habe erzwungen
- du hast erzwungen
- er/sie/es hat erzwungen
- wir haben erzwungen
- ihr habt erzwungen
- sie haben erzwungen
Voltooid verleden tijd
- ik had gekneveld
- jij had gekneveld
- hij/zij/het had gekneveld
- wij hadden gekneveld
- jullie hadden gekneveld
- zij hadden gekneveld
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte erzwungen
- du hattest erzwungen
- er/sie/es hatte erzwungen
- wir hatten erzwungen
- ihr hattet erzwungen
- sie hatten erzwungen
Toekomende tijd I
- ik zal knevelen
- jij zult knevelen
- hij/zij/het zal knevelen
- wij zullen knevelen
- jullie zullen knevelen
- zij zullen knevelen
Futur I Indikativ
- ich werde erzwingen
- du wirst erzwingen
- er/sie/es wird erzwingen
- wir werden erzwingen
- ihr werdet erzwingen
- sie werden erzwingen
Toekomende tijd II
- ik zal gekneveld hebben
- jij zult gekneveld hebben
- hij/zij/het zal gekneveld hebben
- wij zullen gekneveld hebben
- jullie zullen gekneveld hebben
- zij zullen gekneveld hebben
Futur II Indikativ
- ich werde erzwungen haben
- du wirst erzwungen haben
- er/sie/es wird erzwungen haben
- wir werden erzwungen haben
- ihr werdet erzwungen haben
- sie werden erzwungen haben
Conditionalis I
- ik zou knevelen
- jij zou knevelen
- hij/zij/het zou knevelen
- wij zouden knevelen
- jullie zouden knevelen
- zij zouden knevelen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde erzwingen
- du würdest erzwingen
- er/sie/es würde erzwingen
- wir würden erzwingen
- ihr würdet erzwingen
- sie würden erzwingen
Conditionalis II
- ik zou hebben gekneveld
- jij zou hebben gekneveld
- hij/zij/het zou hebben gekneveld
- wij zouden hebben gekneveld
- jullie zouden hebben gekneveld
- zij zouden hebben gekneveld
Futur II Konjunktiv II
- ich würde erzwungen haben
- du würdest erzwungen haben
- er/sie/es würde erzwungen haben
- wir würden erzwungen haben
- ihr würdet erzwungen haben
- sie würden erzwungen haben
Imperatief
- jij knevel
- jullie knevelt
Imperativ
- du erzwing(e)
- ihr erzwingt