Vervoeging van konvooieren
Onbepaalde wijs (infinitief): konvooieren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik konvooieer
- jij konvooieert
- hij/zij/het konvooieert
- wij konvooieren
- jullie konvooieren
- zij konvooieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik konvooieerde
- jij konvooieerde
- hij/zij/het konvooieerde
- wij konvooieerden
- jullie konvooieerden
- zij konvooieerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekonvooieerd
- jij hebt gekonvooieerd
- hij/zij/het heeft gekonvooieerd
- wij hebben gekonvooieerd
- jullie hebben gekonvooieerd
- zij hebben gekonvooieerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gekonvooieerd
- jij had gekonvooieerd
- hij/zij/het had gekonvooieerd
- wij hadden gekonvooieerd
- jullie hadden gekonvooieerd
- zij hadden gekonvooieerd
Toekomende tijd I
- ik zal konvooieren
- jij zult konvooieren
- hij/zij/het zal konvooieren
- wij zullen konvooieren
- jullie zullen konvooieren
- zij zullen konvooieren
Toekomende tijd II
- ik zal gekonvooieerd hebben
- jij zult gekonvooieerd hebben
- hij/zij/het zal gekonvooieerd hebben
- wij zullen gekonvooieerd hebben
- jullie zullen gekonvooieerd hebben
- zij zullen gekonvooieerd hebben
Conditionalis I
- ik zou konvooieren
- jij zou konvooieren
- hij/zij/het zou konvooieren
- wij zouden konvooieren
- jullie zouden konvooieren
- zij zouden konvooieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gekonvooieerd
- jij zou hebben gekonvooieerd
- hij/zij/het zou hebben gekonvooieerd
- wij zouden hebben gekonvooieerd
- jullie zouden hebben gekonvooieerd
- zij zouden hebben gekonvooieerd
Imperatief
- jij konvooieer
- jullie konvooieert