Vervoeging van loden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lood
- jij loodt
- hij/zij/het loodt
- wij loden
- jullie loden
- zij loden
Präsens Indikativ
- ich sondiere
- du sondierst
- er/sie/es sondiert
- wir sondieren
- ihr sondiert
- sie sondieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik loodde
- jij loodde
- hij/zij/het loodde
- wij loodden
- jullie loodden
- zij loodden
Präteritum Indikativ
- ich sondierte
- du sondiertest
- er/sie/es sondierte
- wir sondierten
- ihr sondiertet
- sie sondierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelood
- jij hebt gelood
- hij/zij/het heeft gelood
- wij hebben gelood
- jullie hebben gelood
- zij hebben gelood
Perfekt Indikativ
- ich habe sondiert
- du hast sondiert
- er/sie/es hat sondiert
- wir haben sondiert
- ihr habt sondiert
- sie haben sondiert
Voltooid verleden tijd
- ik had gelood
- jij had gelood
- hij/zij/het had gelood
- wij hadden gelood
- jullie hadden gelood
- zij hadden gelood
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte sondiert
- du hattest sondiert
- er/sie/es hatte sondiert
- wir hatten sondiert
- ihr hattet sondiert
- sie hatten sondiert
Toekomende tijd I
- ik zal loden
- jij zult loden
- hij/zij/het zal loden
- wij zullen loden
- jullie zullen loden
- zij zullen loden
Futur I Indikativ
- ich werde sondieren
- du wirst sondieren
- er/sie/es wird sondieren
- wir werden sondieren
- ihr werdet sondieren
- sie werden sondieren
Toekomende tijd II
- ik zal gelood hebben
- jij zult gelood hebben
- hij/zij/het zal gelood hebben
- wij zullen gelood hebben
- jullie zullen gelood hebben
- zij zullen gelood hebben
Futur II Indikativ
- ich werde sondiert haben
- du wirst sondiert haben
- er/sie/es wird sondiert haben
- wir werden sondiert haben
- ihr werdet sondiert haben
- sie werden sondiert haben
Conditionalis I
- ik zou loden
- jij zou loden
- hij/zij/het zou loden
- wij zouden loden
- jullie zouden loden
- zij zouden loden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde sondieren
- du würdest sondieren
- er/sie/es würde sondieren
- wir würden sondieren
- ihr würdet sondieren
- sie würden sondieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gelood
- jij zou hebben gelood
- hij/zij/het zou hebben gelood
- wij zouden hebben gelood
- jullie zouden hebben gelood
- zij zouden hebben gelood
Futur II Konjunktiv II
- ich würde sondiert haben
- du würdest sondiert haben
- er/sie/es würde sondiert haben
- wir würden sondiert haben
- ihr würdet sondiert haben
- sie würden sondiert haben
Imperatief
- jij lood
- jullie loodt
Imperativ
- du sondiere
- ihr sondiert