Vervoeging van matigen

Vertaling: ermäßigen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik matig
  • jij matigt
  • hij/zij/het matigt
  • wij matigen
  • jullie matigen
  • zij matigen

Präsens Indikativ

  • ich ermäßige
  • du ermäßigst
  • er/sie/es ermäßigt
  • wir ermäßigen
  • ihr ermäßigt
  • sie ermäßigen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik matigde
  • jij matigde
  • hij/zij/het matigde
  • wij matigden
  • jullie matigden
  • zij matigden

Präteritum Indikativ

  • ich ermäßigte
  • du ermäßigtest
  • er/sie/es ermäßigte
  • wir ermäßigten
  • ihr ermäßigtet
  • sie ermäßigten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gematigd
  • jij hebt gematigd
  • hij/zij/het heeft gematigd
  • wij hebben gematigd
  • jullie hebben gematigd
  • zij hebben gematigd

Perfekt Indikativ

  • ich habe ermäßigt
  • du hast ermäßigt
  • er/sie/es hat ermäßigt
  • wir haben ermäßigt
  • ihr habt ermäßigt
  • sie haben ermäßigt

Voltooid verleden tijd

  • ik had gematigd
  • jij had gematigd
  • hij/zij/het had gematigd
  • wij hadden gematigd
  • jullie hadden gematigd
  • zij hadden gematigd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte ermäßigt
  • du hattest ermäßigt
  • er/sie/es hatte ermäßigt
  • wir hatten ermäßigt
  • ihr hattet ermäßigt
  • sie hatten ermäßigt

Toekomende tijd I

  • ik zal matigen
  • jij zult matigen
  • hij/zij/het zal matigen
  • wij zullen matigen
  • jullie zullen matigen
  • zij zullen matigen

Futur I Indikativ

  • ich werde ermäßigen
  • du wirst ermäßigen
  • er/sie/es wird ermäßigen
  • wir werden ermäßigen
  • ihr werdet ermäßigen
  • sie werden ermäßigen

Toekomende tijd II

  • ik zal gematigd hebben
  • jij zult gematigd hebben
  • hij/zij/het zal gematigd hebben
  • wij zullen gematigd hebben
  • jullie zullen gematigd hebben
  • zij zullen gematigd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde ermäßigt haben
  • du wirst ermäßigt haben
  • er/sie/es wird ermäßigt haben
  • wir werden ermäßigt haben
  • ihr werdet ermäßigt haben
  • sie werden ermäßigt haben

Conditionalis I

  • ik zou matigen
  • jij zou matigen
  • hij/zij/het zou matigen
  • wij zouden matigen
  • jullie zouden matigen
  • zij zouden matigen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde ermäßigen
  • du würdest ermäßigen
  • er/sie/es würde ermäßigen
  • wir würden ermäßigen
  • ihr würdet ermäßigen
  • sie würden ermäßigen

Conditionalis II

  • ik zou hebben gematigd
  • jij zou hebben gematigd
  • hij/zij/het zou hebben gematigd
  • wij zouden hebben gematigd
  • jullie zouden hebben gematigd
  • zij zouden hebben gematigd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ermäßigt haben
  • du würdest ermäßigt haben
  • er/sie/es würde ermäßigt haben
  • wir würden ermäßigt haben
  • ihr würdet ermäßigt haben
  • sie würden ermäßigt haben

Imperatief

  • jij matig
  • jullie matigt

Imperativ

  • du ermäßig(e)
  • ihr ermäßigt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van matigen