Vervoeging van miauwen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het miauwt
- zij miauwen
Präsens Indikativ
- er/sie/es miaut
- sie miauen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het miauwde
- zij miauwden
Präteritum Indikativ
- er/sie/es miaute
- sie miauten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gemiauwd
- zij hebben gemiauwd
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat gemiaut
- sie haben gemiaut
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gemiauwd
- zij hadden gemiauwd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte gemiaut
- sie hatten gemiaut
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal miauwen
- zij zult miauwen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird miauen
- sie werden miauen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gemiauwd hebben
- zij zult gemiauwd hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird gemiaut haben
- sie werden gemiaut haben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal miauwen
- zij zullen miauwen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde miauen
- sie würden miauen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gemiauwd
- zij zullen hebben gemiauwd
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde gemiaut haben
- sie würden gemiaut haben