Vervoeging van minachten
Onbepaalde wijs (infinitief): minachten
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik minacht
- jij minacht
- hij/zij/het minacht
- wij minachten
- jullie minachten
- zij minachten
Präsens Indikativ
- ich verachte
- du verachtest
- er/sie/es verachtet
- wir verachten
- ihr verachtet
- sie verachten
Onvoltooid verleden tijd
- ik minachtte
- jij minachtte
- hij/zij/het minachtte
- wij minachtten
- jullie minachtten
- zij minachtten
Präteritum Indikativ
- ich verachtete
- du verachtetest
- er/sie/es verachtete
- wir verachteten
- ihr verachtetet
- sie verachteten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geminacht
- jij hebt geminacht
- hij/zij/het heeft geminacht
- wij hebben geminacht
- jullie hebben geminacht
- zij hebben geminacht
Perfekt Indikativ
- ich habe verachtet
- du hast verachtet
- er/sie/es hat verachtet
- wir haben verachtet
- ihr habt verachtet
- sie haben verachtet
Voltooid verleden tijd
- ik had geminacht
- jij had geminacht
- hij/zij/het had geminacht
- wij hadden geminacht
- jullie hadden geminacht
- zij hadden geminacht
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verachtet
- du hattest verachtet
- er/sie/es hatte verachtet
- wir hatten verachtet
- ihr hattet verachtet
- sie hatten verachtet
Toekomende tijd I
- ik zal minachten
- jij zult minachten
- hij/zij/het zal minachten
- wij zullen minachten
- jullie zullen minachten
- zij zullen minachten
Futur I Indikativ
- ich werde verachten
- du wirst verachten
- er/sie/es wird verachten
- wir werden verachten
- ihr werdet verachten
- sie werden verachten
Toekomende tijd II
- ik zal geminacht hebben
- jij zult geminacht hebben
- hij/zij/het zal geminacht hebben
- wij zullen geminacht hebben
- jullie zullen geminacht hebben
- zij zullen geminacht hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verachtet haben
- du wirst verachtet haben
- er/sie/es wird verachtet haben
- wir werden verachtet haben
- ihr werdet verachtet haben
- sie werden verachtet haben
Conditionalis I
- ik zou minachten
- jij zou minachten
- hij/zij/het zou minachten
- wij zouden minachten
- jullie zouden minachten
- zij zouden minachten
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verachten
- du würdest verachten
- er/sie/es würde verachten
- wir würden verachten
- ihr würdet verachten
- sie würden verachten
Conditionalis II
- ik zou hebben geminacht
- jij zou hebben geminacht
- hij/zij/het zou hebben geminacht
- wij zouden hebben geminacht
- jullie zouden hebben geminacht
- zij zouden hebben geminacht
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verachtet haben
- du würdest verachtet haben
- er/sie/es würde verachtet haben
- wir würden verachtet haben
- ihr würdet verachtet haben
- sie würden verachtet haben
Imperatief
- jij minacht
- jullie minacht
Imperativ
- du verachte
- ihr verachtet