Vervoeging van moorden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik moord
- jij moordt
- hij/zij/het moordt
- wij moorden
- jullie moorden
- zij moorden
Präsens Indikativ
- ich massakriere
- du massakrierst
- er/sie/es massakriert
- wir massakrieren
- ihr massakriert
- sie massakrieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik moordde
- jij moordde
- hij/zij/het moordde
- wij moordden
- jullie moordden
- zij moordden
Präteritum Indikativ
- ich massakrierte
- du massakriertest
- er/sie/es massakrierte
- wir massakrierten
- ihr massakriertet
- sie massakrierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemoord
- jij hebt gemoord
- hij/zij/het heeft gemoord
- wij hebben gemoord
- jullie hebben gemoord
- zij hebben gemoord
Perfekt Indikativ
- ich habe massakriert
- du hast massakriert
- er/sie/es hat massakriert
- wir haben massakriert
- ihr habt massakriert
- sie haben massakriert
Voltooid verleden tijd
- ik had gemoord
- jij had gemoord
- hij/zij/het had gemoord
- wij hadden gemoord
- jullie hadden gemoord
- zij hadden gemoord
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte massakriert
- du hattest massakriert
- er/sie/es hatte massakriert
- wir hatten massakriert
- ihr hattet massakriert
- sie hatten massakriert
Toekomende tijd I
- ik zal moorden
- jij zult moorden
- hij/zij/het zal moorden
- wij zullen moorden
- jullie zullen moorden
- zij zullen moorden
Futur I Indikativ
- ich werde massakrieren
- du wirst massakrieren
- er/sie/es wird massakrieren
- wir werden massakrieren
- ihr werdet massakrieren
- sie werden massakrieren
Toekomende tijd II
- ik zal gemoord hebben
- jij zult gemoord hebben
- hij/zij/het zal gemoord hebben
- wij zullen gemoord hebben
- jullie zullen gemoord hebben
- zij zullen gemoord hebben
Futur II Indikativ
- ich werde massakriert haben
- du wirst massakriert haben
- er/sie/es wird massakriert haben
- wir werden massakriert haben
- ihr werdet massakriert haben
- sie werden massakriert haben
Conditionalis I
- ik zou moorden
- jij zou moorden
- hij/zij/het zou moorden
- wij zouden moorden
- jullie zouden moorden
- zij zouden moorden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde massakrieren
- du würdest massakrieren
- er/sie/es würde massakrieren
- wir würden massakrieren
- ihr würdet massakrieren
- sie würden massakrieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gemoord
- jij zou hebben gemoord
- hij/zij/het zou hebben gemoord
- wij zouden hebben gemoord
- jullie zouden hebben gemoord
- zij zouden hebben gemoord
Futur II Konjunktiv II
- ich würde massakriert haben
- du würdest massakriert haben
- er/sie/es würde massakriert haben
- wir würden massakriert haben
- ihr würdet massakriert haben
- sie würden massakriert haben
Imperatief
- jij moord
- jullie moordt
Imperativ
- du massakriere
- ihr massakriert