Vervoeging van nalaten

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik laat na
  • jij laat na
  • hij/zij/het laat na
  • wij laten na
  • jullie laten na
  • zij laten na

Präsens Indikativ

  • ich vererbe
  • du vererbst
  • er/sie/es vererbt
  • wir vererben
  • ihr vererbt
  • sie vererben

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liet na
  • jij liet na
  • hij/zij/het liet na
  • wij lieten na
  • jullie lieten na
  • zij lieten na

Präteritum Indikativ

  • ich vererbte
  • du vererbtest
  • er/sie/es vererbte
  • wir vererbten
  • ihr vererbtet
  • sie vererbten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb nagelaten
  • jij hebt nagelaten
  • hij/zij/het heeft nagelaten
  • wij hebben nagelaten
  • jullie hebben nagelaten
  • zij hebben nagelaten

Perfekt Indikativ

  • ich habe vererbt
  • du hast vererbt
  • er/sie/es hat vererbt
  • wir haben vererbt
  • ihr habt vererbt
  • sie haben vererbt

Voltooid verleden tijd

  • ik had nagelaten
  • jij had nagelaten
  • hij/zij/het had nagelaten
  • wij hadden nagelaten
  • jullie hadden nagelaten
  • zij hadden nagelaten

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte vererbt
  • du hattest vererbt
  • er/sie/es hatte vererbt
  • wir hatten vererbt
  • ihr hattet vererbt
  • sie hatten vererbt

Toekomende tijd I

  • ik zal nalaten
  • jij zult nalaten
  • hij/zij/het zal nalaten
  • wij zullen nalaten
  • jullie zullen nalaten
  • zij zullen nalaten

Futur I Indikativ

  • ich werde vererben
  • du wirst vererben
  • er/sie/es wird vererben
  • wir werden vererben
  • ihr werdet vererben
  • sie werden vererben

Toekomende tijd II

  • ik zal nagelaten hebben
  • jij zult nagelaten hebben
  • hij/zij/het zal nagelaten hebben
  • wij zullen nagelaten hebben
  • jullie zullen nagelaten hebben
  • zij zullen nagelaten hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde vererbt haben
  • du wirst vererbt haben
  • er/sie/es wird vererbt haben
  • wir werden vererbt haben
  • ihr werdet vererbt haben
  • sie werden vererbt haben

Conditionalis I

  • ik zou nalaten
  • jij zou nalaten
  • hij/zij/het zou nalaten
  • wij zouden nalaten
  • jullie zouden nalaten
  • zij zouden nalaten

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde vererben
  • du würdest vererben
  • er/sie/es würde vererben
  • wir würden vererben
  • ihr würdet vererben
  • sie würden vererben

Conditionalis II

  • ik zou hebben nagelaten
  • jij zou hebben nagelaten
  • hij/zij/het zou hebben nagelaten
  • wij zouden hebben nagelaten
  • jullie zouden hebben nagelaten
  • zij zouden hebben nagelaten

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde vererbt haben
  • du würdest vererbt haben
  • er/sie/es würde vererbt haben
  • wir würden vererbt haben
  • ihr würdet vererbt haben
  • sie würden vererbt haben

Imperatief

  • jij laat na
  • jullie laat na

Imperativ

  • du vererb(e)
  • ihr vererbt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van nalaten