Vervoeging van obsederen
Onbepaalde wijs (infinitief): obsederen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik obsedeer
- jij obsedeert
- hij/zij/het obsedeert
- wij obsederen
- jullie obsederen
- zij obsederen
Onvoltooid verleden tijd
- ik obsedeerde
- jij obsedeerde
- hij/zij/het obsedeerde
- wij obsedeerden
- jullie obsedeerden
- zij obsedeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geöbsedeerd
- jij hebt geöbsedeerd
- hij/zij/het heeft geöbsedeerd
- wij hebben geöbsedeerd
- jullie hebben geöbsedeerd
- zij hebben geöbsedeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geöbsedeerd
- jij had geöbsedeerd
- hij/zij/het had geöbsedeerd
- wij hadden geöbsedeerd
- jullie hadden geöbsedeerd
- zij hadden geöbsedeerd
Toekomende tijd I
- ik zal obsederen
- jij zult obsederen
- hij/zij/het zal obsederen
- wij zullen obsederen
- jullie zullen obsederen
- zij zullen obsederen
Toekomende tijd II
- ik zal geöbsedeerd hebben
- jij zult geöbsedeerd hebben
- hij/zij/het zal geöbsedeerd hebben
- wij zullen geöbsedeerd hebben
- jullie zullen geöbsedeerd hebben
- zij zullen geöbsedeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou obsederen
- jij zou obsederen
- hij/zij/het zou obsederen
- wij zouden obsederen
- jullie zouden obsederen
- zij zouden obsederen
Conditionalis II
- ik zou hebben geöbsedeerd
- jij zou hebben geöbsedeerd
- hij/zij/het zou hebben geöbsedeerd
- wij zouden hebben geöbsedeerd
- jullie zouden hebben geöbsedeerd
- zij zouden hebben geöbsedeerd
Imperatief
- jij obsedeer
- jullie obsedeert